Oordeel 2019-80, zorgvuldig, huisarts, kanker, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd
Vroege consultatie
In verband met dreiging van epileptische insulten met mogelijk verwardheid als gevolg, besloot de arts een vroege consultatie aan te vragen. De eerste maal bezocht de consulent patiënt ongeveer drie weken voor de levensbeëindiging. Er was nog geen sprake van ondraaglijk lijden en een actueel euthanasieverzoek. De tweede maal bezocht de consulent patiënt twee dagen voor de levensbeëindiging. Het euthanasieverzoek van patiënt was actueel geworden en het lijden was voor hem ondraaglijk geworden. De consulent kwam tot de conclusie dat inmiddels aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
Feiten en omstandigheden
Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:
a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven
Bij patiënt, een man van 60-70 jaar, werd twee jaar voor het overlijden een longcarcinoom met bot- en hersenmetastasen vastgesteld. Patiënt had ondanks medicatie epilepsie aanvallen. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.
Het lijden van patiënt bestond uit lichamelijke aftakeling, benauwdheid, pijn, krachtsverlies, ernstige vermoeidheid, volledige bedlegerigheid en totale afhankelijkheid. Hij leed onder de uitzichtloosheid van zijn situatie en het verlies van autonomie. Hij vreesde als gevolg van een epileptische aanval door bewustzijnsvernauwing wilsonbekwaam te worden.
Patiënt ervoer zijn lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënt aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënt voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
b. Verzoek tot levensbeëindiging
Patiënt had eerder met zijn huisarts over euthanasie gesproken. De huisarts wilde vanwege emotionele redenen de levensbeëindiging niet uitvoeren. Hierop wendde patiënt zich tot het Expertisecentrum Euthanasie. De arts heeft driemaal met patiënt gesproken. Het eerste gesprek vond ongeveer vijf weken voor het overlijden plaats. In verband met de dreiging van epileptische insulten met mogelijk verwardheid als gevolg, besloot de arts na het tweede bezoek en in overleg met patiënt een vroege consultatie aan te vragen.
Twee dagen voor het overlijden, tijdens het laatste bezoek van de arts, heeft patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was patiënt zich ten volle bewust van de inhoud van zijn euthanasieverzoek. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.
c. Consultatie
De arts raadpleegde tweemaal dezelfde onafhankelijke SCEN-arts als consulent.
De eerste maal bezocht de consulent patiënt ongeveer drie weken voor de levensbeëindiging nadat hij door de arts over patiënt was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie. Er was sprake van een vroege consultatie in verband met de aanwezige hersenmetastasen.
De consulent gaf in zijn consultatieverslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënt. Het lijden was voor patiënt nog niet ondraaglijk. Voor patiënt zou het lijden ondraaglijk worden wanneer hij door welke oorzaak dan ook in een toestand van sufheid met bijbehorend controleverlies zou geraken. De consulent achtte patiënt compos mentis. In zijn verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënt tot de conclusie dat nog niet aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Er was nog geen sprake van ondraaglijk lijden en een actueel euthanasieverzoek.
De tweede maal bezocht de consulent patiënt twee dagen voor de levensbeëindiging nadat hij door de arts over patiënt was geïnformeerd over de ontwikkeling van het ziekteproces sinds zijn eerste bezoek. De consulent gaf in zijn tweede consultatieverslag een samenvatting van de ontwikkeling van het ziekteproces sinds zijn eerste bezoek. Het euthanasieverzoek van patiënt was actueel geworden. Het lijden was voor hem ondraaglijk geworden omdat hij onder meer regelmatig in de war was en steeds minder in staat was om bij de les te blijven. Patiënt wilde afscheid van zijn naasten nemen terwijl hij nog bij zijn volle verstand was. In zijn verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënt tot de conclusie dat inmiddels aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
d. Uitvoering
De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
Beoordeling
De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.
Op basis van de gegevens van het dossier is voor de commissie komen vast te staan dat er sprake was van een vroege consultatie. Van een vroege consultatie is sprake wanneer, zoals in dit geval, het eerste bezoek van de consulent plaatsvindt terwijl patiënt nog geen actueel euthanasieverzoek heeft en het lijden voor patiënt nog niet ondraaglijk is.
De commissie oordeelt dat - gelet op het ziektebeeld bij patiënt - de arts terecht om een vroege consultatie heeft verzocht. De arts en consulent hebben de aanwijzingen ten aanzien van de vroege consultatie zoals opgenomen in de EC 2018 (p. 31 derde alinea) nauwgezet gevolgd.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts is met patiënt tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.
Beslissing
De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.