Oordeel 2019-09, zorgvuldig, huisarts, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd

Echtpaar

De uitvoering van euthanasie bij een echtpaar werd door twee verschillende artsen verricht. De consultatie van beide patiënten werd ook door verschillende SCEN-artsen verricht waarbij de artsen de SCEN-artsen nadrukkelijk hebben verzocht aandacht te besteden aan mogelijke beïnvloeding van de echtgenote op de echtgenoot en vice versa.

De commissie heeft telefonisch een vraag aan de arts gesteld.

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Bij patiënt, een man van 70-80 jaar, werd zeventien jaar voor het overlijden een prostaatcarcinoom vastgesteld, waarvoor patiënt hormonale - en radiotherapie ontving. Vanaf veertien jaar voor het overlijden ontwikkelden zich ossale metastasen, in (onder meer) de ribben, het sacrum, de armen en de wervels. Tengevolge van die laatste kreeg patiënt inzakkingsfracturen. De onderste ribben waren gebroken.

Patiënt verbleef vanaf ongeveer zes maanden voor het overlijden in een verpleeghuis en zijn behandeling aldaar geschiedde door de arts van het verpleeghuis. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Het lijden van patiënt bestond uit ernstige en slecht behandelbare pijn, kort nadat hij ’s ochtends opstond, waardoor hij in zijn mobiliteit beperkt raakte. Elke inspanning leidde tot grote vermoeidheid. Patiënt leed aan krachtsverlies en werd toenemend ADL afhankelijk. Hij kon vrijwel niets meer.

Patiënt leed onder zijn toenemende afhankelijkheid en het daarmee gepaard gaande verlies van autonomie. Zijn alsmaar voortschrijdende aftakeling was hem een gruwel en hij was bang voor de toekomst, die slechts verslechtering van zijn situatie te bieden had.

Patiënt ervoer zijn lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënt aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënt voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënt had eerder met de arts over euthanasie gesproken, toen deze nog zijn behandelend huisarts was. Nadien nam de arts van het verpleeghuis de behandeling van patiënt over. Aan haar deed patiënt opnieuw zijn verzoek, hetgeen hij meermaals herhaalde.

De arts van het verpleeghuis was betrokken bij de euthanasie van de echtgenote van patiënt, die eveneens een euthanasieverzoek had gedaan. Het echtpaar had de wens geuit om samen te mogen sterven.

Vanwege het feit dat de arts van het verpleeghuis voornemens was de euthanasie bij de echtgenote uit te voeren, heeft zij ongeveer drie weken voor het overlijden, de arts gevraagd de euthanasie van patiënt uit te voeren.

De arts, die een lange behandelrelatie met patiënt had gehad, heeft daarop, twee dagen voor het overlijden, nog met patiënt gesproken. Patiënt heeft toen de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts van het verpleeghuis raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. Zij droeg er zorg voor dat zij ten behoeve van patiënt een andere consulent raadpleegde dan ten behoeve van zijn echtgenote. Zij verzocht beide consulenten nadrukkelijk aandacht te besteden aan het feit dat sprake was van euthanasie van een echtpaar en mogelijke beïnvloeding van de ene echtgenoot op de andere.

De consulent bezocht patiënt vijf dagen voor de levensbeëindiging, nadat hij door de arts van het verpleeghuis over patiënt was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie. Uit de verslaglegging van de consulent bleek dat deze zich inderdaad terdege rekenschap gaf van mogelijke beïnvloeding van het euthanasieverzoek van patiënt door het euthanasieverzoek van zijn echtgenote.

Desalniettemin kwam de consulent, nadat hij in zijn verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënt had gegeven en mede op basis van het gesprek met patiënt, tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Uit telefonische navraag van de commissie is gebleken dat de arts kennis nam van het verslag van de consulent.

d. Uitvoering

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

In het geval van gelijktijdige euthanasie van een (echt)paar is er een risico dat de ene partner druk of onwenselijke invloed uitoefent op het verzoek van de andere partner. Om zich er van te vergewissen dat daarvan geen sprake is, verdient het aanbeveling dat de arts (of artsen) elke partner door een andere consulent laat bezoeken, die zijn oordeel geeft over de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek van de patiënt.

In casu heeft de arts van het verpleeghuis niet alleen twee consulenten geraadpleegd, maar ook de arts, voormalig huisarts van patiënt, verzocht om de euthanasie van patiënt op zich te nemen, om elke (schijn van) beïnvloeding te voorkomen. Door bij de consulent nadrukkelijk onder de aandacht te brengen dat sprake was van een voorgenomen euthanasie van een echtpaar en aandacht te vragen voor mogelijke beinvloeding van de ene partner door de andere, heeft de arts van het verpleeghuis zorgvuldig gehandeld en is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van patiënt.

De commissie neemt daarbij in aanmerking dat de arts, als voormalig huisarts van patiënt, patiënt goed kende en op de hoogte was van diens medische geschiedenis.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie voorts van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts en de arts van het verpleeghuis hebben de patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts is met patiënt tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft kennis genomen van het verslag tenminste één andere, onafhankelijke arts, die patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beoordeling

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Lees het oordeel van de echtgenote