Oordeel 2024-032, zorgvuldig, psychische aandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek, geen redelijke andere oplossing, onafhankelijke SCEN-arts en onafhankelijk psychiater geraadpleegd.

Patiënte leed uitzichtloos en ondraaglijk als gevolg van meerdere psychische stoornissen. De arts, de geraadpleegde onafhankelijk psychiater en de consulent waren allen van mening dat de patiënte wilsbekwaam was ten aanzien van haar euthanasieverzoek. 

Indien het euthanasieverzoek van de patiënt voortkomt uit lijden dat het gevolg is van een psychische stoornis wordt van de arts grote behoedzaamheid verwacht. Deze behoedzaamheid betreft vooral de wilsbekwaamheid van de patiënt ten aanzien van zijn euthanasieverzoek, de uitzichtloosheid van het lijden en het ontbreken van een redelijke andere oplossing.

Het uitgangspunt van de RTE is dat de arts bij deze patiënten altijd psychiatrische expertise moet inroepen. Dit vloeit voort uit de grote behoedzaamheid die in dergelijke situaties van de arts wordt gevraagd. Doel van het inroepen van psychiatrische expertise is dat de arts zich goed laat voorlichten en kritisch reflecteert op de eigen overtuiging. De RTE toetsen of de arts een onafhankelijk psychiater heeft geraadpleegd en of deze heeft beoordeeld of de patiënt wilsbekwaam is ter zake van het verzoek, of het lijden uitzichtloos is en of een redelijke andere oplossing ontbreekt. De onafhankelijk psychiater mag zo nodig behandeladviezen geven. De arts kan zelf beslissen of hij een onafhankelijk psychiater naast een

(SCEN-)consulent raadpleegt, óf een (SCEN-)consulent die tevens psychiater is (zie EuthanasieCode 2022, pagina 46-47).

De commissie kan besluiten een melding waarin het euthanasieverzoek (in overwegende mate) voortkwam uit lijden dat het gevolg was van een psychische stoornis af te doen met een verkort oordeel. Dat kan alleen in die situaties waarin de commissie geen enkele twijfel heeft over de vraag of de arts heeft voldaan aan alle zorgvuldigheidseisen en de arts, de door de arts geraadpleegde onafhankelijk psychiater (die mogelijk tevens de (SCEN-)consulent is) en de door de arts geraadpleegde (SCEN-)consulent het allen eens zijn over de diagnose(n), de wilsbekwaamheid van de patiënt ten aanzien van het euthanasieverzoek, het ontbreken van reële behandelmogelijkheden en het ontbreken van redelijke andere oplossingen. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de betreffende melding.

Bij patiënte, een vrouw tussen 50 en 60 jaar, was sprake van een persoonlijkheidsstoornis met borderline en vermijdende trekken, verstoorde hechting en emotionele verwaarlozing in haar vroege en latere jeugd. Hierdoor kampte zij met een negatief zelfbeeld, heftige emotieregulatieproblematiek en angsten. Patiënte ervoer veel spanning en piekerde voortdurend over hoe interacties met haar voor de ander was of zou zijn. Door het piekeren sliep zij slecht. Ook had zij veel nachtmerries. Patiënte liep in contact met anderen en met zichzelf altijd op haar tenen en uiteindelijk vast. Zij was moegestreden van het steeds willen voldoen aan de wensen van anderen. Daarnaast voelde patiënte zich al heel haar leven slecht in haar lijf. Patiënte nam steeds meer afstand van de mensen om haar heen, omdat zij hen niet wilde belasten met haar zwaarmoedigheid en wanhoop. Tegelijkertijd kon patiënte het niet meer opbrengen om het ‘blije masker’ op te houden. Zij voelde zich eenzaam. Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk.
 

Patiënte had een uitgebreide behandelgeschiedenis. Zij had voor haar persoonlijkheidsproblematiek uitgebreide behandelingen gekregen, zowel ambulant als klinisch. Mindfulness versterkte haar klachten. Omdat patiënte onvoldoende draagkracht had, werd behandeling met EMDR afgebroken. Geen enkele therapie heeft haar psychische klachten blijvend verbeterd. De behandelgeschiedenis was in het jaar voor het overlijden geëvalueerd met een klinisch neuropsycholoog. Als enig haalbare optie werd ACT (acceptance and commitment therapy) genoemd. Deze optie bleek niet haalbaar doordat het te veel stress opriep bij patiënte. Patiënte herkende veel elementen van deze therapie vanuit de langdurige therapieën die zij gehad had. Uiteindelijk concludeerde de neuropsycholoog dat de optie niet haalbaar was.


Patiënte had eerder met de arts, haar behandelend psychiater, over haar euthanasiewens gesproken. Een jaar voor het overlijden heeft patiënte de arts verzocht om de euthanasie uit te voeren. Patiënte heeft haar euthanasieverzoek meerdere malen herhaald.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts beoordeelde dat patiënte wilsbekwaam was ten aanzien van haar euthanasieverzoek.


De arts was er ook van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren volgens de arts geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden voor patiënte te verlichten.

Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijk psychiater, die patiënte ongeveer zes maanden voor het overlijden tweemaal bezocht. De onafhankelijk psychiater bevestigde de eerder gestelde diagnoses. De onafhankelijk psychiater kwam tot de conclusie dat patiënte wilsbekwaam was ten aanzien van haar euthanasieverzoek, dat een redelijke andere oplossing voor patiënte ontbrak en dat het lijden uitzichtloos was.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënte ongeveer drie weken voor het overlijden bezocht. Volgens de consulent uitte patiënte haar verzoek vrijwillig en had zij hier goed over nagedacht. Volgens de consulent was het ondraaglijk voor patiënte om zo verder te moeten leven. Een redelijke andere oplossing was er niet. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.