Oordeel 2019-21, zorgvuldig, arts, hart- of vaataandoening, onafhankelijke arts geraadpleegd
Afasie
De consulent liet zich, wegens afasie bij patiënt, bijstaan door een deskundige op het gebied van afasie. Op die manier kon hij beter communiceren met patiënt en tot een onderbouwd oordeel komen over de zorgvuldigheidseisen.
Feiten en omstandigheden
Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:
a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven
Patiënt, een man van 70-80 jaar, kampte geruime tijd met chronische invaliderende neuropathie en een intentietremor aan zijn linkerarm. Hij werd twee jaar voor het overlijden getroffen door een CVA met als restverschijnselen volledige hemiparese rechts, afasie en apraxie.
Ondanks intensieve fysiotherapie en logopedie was uiteindelijk geen sprake van verder neurologisch herstel. Patiënt verbleef in een verpleeghuis. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.
Het lijden van patiënt bestond uit de gevolgen van het CVA. Patiënt had ondanks de chronische invaliderende neuropathie (met intentietremor) een redelijk actief en zelfstandig leven geleid. Na het CVA was patiënt terechtgekomen in een situatie waarbij hij rolstoelafhankelijk, incontinent en geheel ADL-afhankelijk was. Door zijn afasie en apraxie was hij niet in staat te communiceren met medebewoners in het verpleeghuis. Hij was sociaal geïsoleerd geraakt. Patiënt leed onder de uitzichtloosheid van zijn situatie en het gebrek aan perspectief op verbetering.
Patiënt ervoer zijn lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënt aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënt voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
b. Verzoek tot levensbeëindiging
Patiënt had met de zaalarts in het verpleeghuis gesproken over zijn euthanasiewens. De zaalarts stond geheel achter het euthanasieverzoek van patiënt, maar kon de levensbeëindiging vanwege het beleid van het verpleeghuis niet uitvoeren.
Hierop wendde patiënt tot de SLK. De arts heeft vier maal uitvoerig met patiënt gesproken. Ongeveer twee maanden voor het overlijden, tijdens het eerste gesprek met de arts, heeft patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënt heeft zijn euthanasieverzoek tijdens ieder volgend gesprek herhaald.
Via non verbale uitdrukkingen kon patiënt het onderscheid tussen 'ja' en 'nee' duidelijk aangeven. De arts achtte patiënt wilsbekwaam ten aanzien van zijn euthanasieverzoek. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.
c. Consultatie
De arts raadpleegde tweemaal dezelfde onafhankelijke SCEN-arts als consulent.
De eerste maal bezocht de consulent patiënt ruim zes weken voor de levensbeëindiging nadat zij door de arts over patiënt was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie. De consulent gaf in haar consultatieverslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënt.
Volgens de consulent kon patiënt ondanks gebrekkige communicatie zijn euthanasiewens duidelijk maken. De consulent wilde echter voor de zekerheid een tweede bezoek aan patiënt brengen tezamen met een in afasie gespecialiseerde logopedist. In haar verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënt tot de conclusie dat nog niet volledig aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
De tweede maal bezocht de consulent patiënt ongeveer twee weken voor de levensbeëindiging tezamen met een in afasie gespecialiseerde logopedist. De consulent was door de arts geïnformeerd over de ontwikkeling van het ziekteproces van patiënt sinds haar eerste bezoek. Patiënt kon aan de hand van geschreven woorden en door antwoord te geven op zeer korte vragen die door de logopedist waren opgesteld zijn euthanasiewens duidelijk maken.
De consulent gaf in haar tweede consultatieverslag een samenvatting van de ontwikkeling van het ziekteproces sinds haar eerste bezoek. De consulent achtte patiënt wilsbekwaam ten aanzien van zijn euthanasieverzoek. In haar verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënt tot de conclusie dat inmiddels aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
d. Uitvoering
De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
Beoordeling
De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts is met patiënt tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënt tweemaal heeft gezien.
De commissie overweegt dat die onafhankelijke arts aanvankelijk constateerde dat het gebrek aan communicatie met de patiënt haar belemmerde in het geven van haar oordeel ten aanzien van het voldaan zijn aan de zorgvuldigheidseisen. Zij heeft zich daarom bij haar tweede bezoek laten vergezellen door een specialist op het gebied van de communicatie belemmerende aandoening van de patient, waardoor zij zich heeft kunnen overtuigen dat aan de zorgvuldigheidseisen voldaan was. Zij heeft vervolgens schriftelijk haar oordeel gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.
Beslissing
De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.