Oordeel 2019-111, zorgvuldig, huisarts, kanker, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd

Verlaagd bewustzijn tijdens bezoek consulent, na bezoek consulent was patiënte weer aanspreekbaar, consulent is niet voor een tweede keer gekomen

Het oordeel is relevant voor de regelgeving inzake het opstellen van een advies door een consulent bij een patiënt met wie niet gecommuniceerd kan worden vanwege verlaagd bewustzijn. De consulent heeft in casu de relevante zorgvuldigheidsnormen correct nageleefd. Het gegeven dat de patiënt na het bezoek van de consulent wel aanspreekbaar was, verplicht de arts in de concrete omstandigheden van het geval niet om de consulent te vragen patiënt opnieuw te bezoeken. Overigens is er nog wel nader telefonisch contact geweest tussen de arts en de consulent

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Bij patiënte, een vrouw van 50-60 jaar, werd zes jaar voor het overlijden een mammacarcinoom vastgesteld. Hiervoor werd zij behandeld. In de loop van de jaren was er sprake van een geleidelijke progressie van de ziekte. Patiënte zag uiteindelijk af van verdere behandeling omdat zij de inschatting maakte verdere behandeling zowel lichamelijk als geestelijk niet aan te kunnen. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Het lijden van patiënte bestond uit benauwdheid en pijn. Patiënte was bedlegerig en kon niet meer zelfstandig naar het toilet. Zij leed onder het ongemak van de klachten en de angst die ontstond door de benauwdheid. Patiënte leed onder het verlies van kwaliteit van leven. Enkele dagen voor haar overlijden werd de pijn voor patiënte steeds erger.

Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënte aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënte voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënte had eerder met de arts over euthanasie en palliatieve sedatie gesproken. Vijf dagen voor het overlijden heeft patiënte de arts om euthanasie verzocht. Twee dagen voor het overlijden startte de arts palliatieve sedatie bij patiënte omdat zij snel verlichting wilde en niet duidelijk om euthanasie verzocht. Toen de sedatie van patiënte niet lukte, verzocht patiënte, herhaaldelijk en wanhopig, de arts om euthanasie. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënte drie dagen voor de levensbeëindiging nadat hij door de arts over patiënte was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie. De consulent gaf in zijn verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënte.

Patiënte was ten tijde van het bezoek van de consulent niet aanspreekbaar. Op basis van de schriftelijke wilsverklaring van patiënte, opgesteld toen zij wilsbekwaam was, kwam de consulent tot het oordeel dat er sprake was van een weloverwogen en vrijwillig verzoek. Tijdens het bezoek lag patiënte kreunend op bed. De consulent concludeerde dat er sprake was van ondraaglijk lijden en oordeelde dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
 

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Zorgvuldigheidseis betreffende de consultatie

De commissie heeft zich afgevraagd of de consulent tot zijn conclusie had kunnen komen dat het verzoek vrijwillig en weloverwogen was, nu patiënte ten tijde van het bezoek van de consulent niet aanspreekbaar was.

Patiënte had met de arts zowel over palliatieve sedatie als euthanasie gesproken. Vijf dagen voor het overlijden verzocht patiënte om euthanasie. Toen de consulent patiënte bezocht, bleek zij onder invloed van medicatie niet aanspreekbaar. In de EuthanasieCode 2018 (pagina 30) is hierover onder andere het volgende opgenomen: "Wanneer de patiënt ten tijde van het bezoek van de consulent niet meer aanspreekbaar is, dient de consulent aan de hand van alle andere beschikbare en relevante feiten en omstandigheden een oordeel te geven."
De commissie is van oordeel dat de consulent op basis van de door patiënte opgemaakte wilsverklaring, toen zij wilsbekwaam was, en zijn gesprek met familieleden en de verpleegkundige, tot het oordeel kon komen dat er sprake was van een weloverwogen en vrijwillig verzoek.

Na het bezoek van de consulent werd patiënte weer helder na vermindering van de medicatie. Patiënte verzocht de arts om palliatieve sedatie. De arts gaf gevolg aan dit verzoek. Echter patiënte bleef wakker en oncomfortabel. Hierop verzocht patiënte herhaaldelijk om euthanasie. De arts besloot, na overleg met het MTH-team en de consulent, gevolg te geven aan deze vraag. De arts heeft de consulent niet verzocht om opnieuw een bezoek te brengen aan patiënte. Gegeven de schriftelijke wilsverklaring en het oordeel van de consulent dat het verzoek van patiënte aan de zorgvuldigheidseisen voldeed, kon de arts in redelijkheid tot deze beslissing komen.

De arts heeft ten minste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die de patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen, bedoeld in art. 2 lid 1 sub a tot en met d van de WTL.

Overige zorgvuldigheidseisen

Ook aan de overige zorgvuldigheidseisen, welke in dit geval geen nadere motivering behoeven, is naar het oordeel van de commissie gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden voldaan. De arts kon tot de overtuiging komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van patiënte en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was.
De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.