Oordeel 2018-10, zorgvuldig, huisarts, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd

Vroegtijdige consultatie, tweede keer consulentenbezoek via specialist bij opname

Vroegtijdige consultatie i.v.m. mogelijkheid dat patiënt zijn euthanasiewens niet meer goed zou kunnen verwoorden door de hersenmetastasen. Na het eerste bezoek concludeerde de consulent dat nog niet aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan: nog geen sprake van ondraaglijk en uitzichtloos lijden en nog geen actueel verzoek.  Naar het oordeel van de commissie heeft de consulent na zijn tweede bezoek aan patiënt, twee dagen voor het overlijden, terecht geoordeeld dat de consultatie nog niet kon worden afgerond. Eerst na contact met de uitvoerend arts kon de consulent het voornemen tot uitvoering toetsen en tot de conclusie komen dat aan alle zorgvuldigheidseisen was voldaan.

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Bij patiënt, een man van 40-50 jaar, werd een maand voor overlijden een longcarcinoom vastgesteld met metastasen in de hersenen, lymfeklieren, het pancreas en de bijnieren. Zijn toestand verslechterde snel in de laatste weken voor het overlijden. Hij moest braken, kon steeds minder eten en drinken en kreeg uiteindelijk ook epileptische insulten. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard. Het lijden van patiënt bestond uit angst voor nieuwe epileptische insulten, extreme vermoeidheid, toenemende pijn in zijn schouder, fors gewichtsverlies en verzwakking. Hij leed onder de wetenschap dat hij op korte termijn zou komen te overlijden aan zijn ziekte en de uitzichtloosheid van zijn situatie.

Patiënt ervoer zijn lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënt aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënt voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënt had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Ongeveer twee weken voor het overlijden en opnieuw één dag voor het overlijden heeft patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts en de medisch specialist raadpleegden als consulent dezelfde onafhankelijke SCEN-arts.

De eerste maal bezocht consulent patiënt twee weken voor de levensbeëindiging nadat hij door de arts over patiënt was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie. Er was sprake van een vroegtijdige consultatie in verband met de mogelijkheid dat patiënt zijn euthanasiewens niet meer goed zou kunnen verwoorden door hersenmetastasen. De consulent gaf in zijn verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënt. In zijn verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënt tot de conclusie dat nog niet aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Volgens de consulent was er nog geen sprake van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Daarnaast was er nog geen actueel euthanasieverzoek.

De tweede maal bezocht consulent patiënt twee dagen voor de levensbeëindiging nadat hij door de medisch specialist was geïnformeerd over de ontwikkeling van het ziekteproces van patiënt sinds zijn eerste bezoek. Patiënt was opgenomen in het ziekenhuis in verband met een epileptisch insult. De consulent gaf in de aanvulling op zijn eerste verslag een samenvatting van de ontwikkeling van het ziekteproces sinds zijn eerste bezoek. Volgens de consulent kon patiënt zijn vragen, deels gesloten, goed beantwoorden. De consulent achtte patiënt wilsbekwaam.

In een aanvulling op zijn verslag, twee dagen voor het overlijden, oordeelde de consulent dat hij, vanuit het perspectief van de patiënt gezien, vond dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan, maar dat hij de consultatie niet kon afronden. De consulent wilde eerst nog met de uitvoerend arts spreken teneinde het voornemen tot uitvoering te kunnen toetsen.

Eén dag voor de levensbeëindiging nam de arts contact op met de consulent. De arts vond dat bij patiënt aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan en was bereid om de euthanasie uit te voeren. De consulent oordeelde dat de arts op basis van goed omschreven redenen tot zijn voornemen tot uitvoering was gekomen. De consulent kwam in een tweede aanvulling op zijn verslag mede op basis van het gesprek met patiënt en de arts tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts is met patiënt tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. Naar het oordeel van de commissie heeft de consulent na zijn tweede bezoek aan patiënt terecht geoordeeld dat de consultatie nog niet kon worden afgerond. Eerst na contact met de uitvoerend arts kon de consulent het voornemen tot uitvoering toetsen en tot de conclusie komen dat aan alle zorgvuldigheidseisen was voldaan. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.