Oordeel 2023-006, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd.
Patiënte leed ondraaglijk als gevolg van een gemetastaseerd mammacarcinoom (borstkanker) en zij verzocht gelijktijdig met haar partner om euthanasie. In dergelijke meldingen (ook wel duo-euthanasie genoemd) wordt door de commissie expliciet onderzocht of er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek en of voor beide partners afzonderlijk een onafhankelijke arts is geraadpleegd.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een vrouw, tussen de 70 en 80 jaar, werd ruim twintig jaar voor het overlijden borstkanker gediagnosticeerd. Hierop volgden een borstsparende operatie en radiotherapie. Zes jaar voor het overlijden was de borstkanker teruggekomen en werd een mastectomie uitgevoerd. Progressie kon echter niet worden voorkomen en patiënte werd een maand voor het overlijden gediagnosticeerd met buikvlieskanker. Hierbij ontwikkelde zich een ileus, waardoor patiënte erg misselijk werd. Waar zij vóór haar ziekte enorm genoot van eten en verschillende smaken, was dit voor haar onmogelijk geworden. De combinatie van de continue misselijkheid, beroerdheid, braken, de progressieve zwakte van haar lichaam en de toenemende afhankelijkheid maakten dat patiënte ondraaglijk leed.
Patiënte en haar partner wilden gelijktijdig door euthanasie overlijden. De arts was voornemens de levensbeëindiging van beide patiënten uit te voeren. Na informatie te hebben ingewonnen bij de juridische helpdesk van de KNMG werd haar echter afgeraden de euthanasie door dezelfde arts uit te laten voeren. De arts volgde dit advies op en vroeg een collega huisarts het euthanasieverzoek van de partner van patiënte over te nemen. De commissie merkt terzijde op dat de EuthanasieCode2022 niet voorschrijft dat de uitvoering door twee artsen dient te geschieden.
De arts voerde meerdere gesprekken met patiënte over haar euthanasiewens. Patiënte verzocht de arts enkele dagen voor het overlijden over te gaan tot levensbeëindiging. De arts stelde vast dat patiënte bewust was van de strekking en gevolgen van haar verzoek. Zij was er ook van overtuigd dat het verzoek van patiënte niet werd beïnvloed of ingegeven door de (situatie van de) partner. De arts sprak patiënte in afwezigheid van haar partner en patiënte gaf aan dat zij absoluut haar euthanasieverzoek voort wilde zetten, los van de beoordeling van haar echtgenoot. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde vervolgens een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Deze consulent was niet betrokken bij het verzoek van de partner van patiënte. Zij bezocht patiënte zes dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Daarbij overwoog de consulent expliciet dat het verzoek van patiënte niet was beïnvloed door anderen.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021. Deze uitvoering vond gelijktijdig plaats met de uitvoering van de partner van patiënte door de collega huisarts.
In het geval partners gelijktijdig een verzoek tot uitvoering van euthanasie doen en indien op beide verzoeken wordt ingegaan, moet vaststaan dat het verzoek van de ene partner niet oneigenlijk is beïnvloed of is ingegeven door dat van de andere partner. Daarom moet komen vast te staan dat elk van beide verzoeken vrijwillig en weloverwogen is gedaan. Indien een arts besluit, of twee verschillende artsen besluiten, om in te gaan op de euthanasieverzoeken van twee partners, verwachten de commissies dat de arts of artsen in zo’n geval voor ieder van de partners een andere consulent raadpleegt/raadplegen. Deze werkwijze waarborgt dat iedere casus afzonderlijk wordt beoordeeld en alle schijn van niet-onafhankelijkheid bij de beoordeling wordt voorkomen. Beide consulenten moeten zich ervan vergewissen, dat er geen oneigenlijk druk bestaat van de ene partner op (het euthanasieverzoek van) de andere partner (EuthanasieCode 2022, pagina 33).
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.