Oordeel 2022-034, zorgvuldig, NVO-melding, overige aandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd.
Ondraaglijk lijden bij een bijzondere aandoening. De arts, consulent en geraadpleegde onafhankelijk psychiater constateerden dat sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een vrouw ouder dan negentig jaar, werd zeven jaar voor het overlijden maculadegeneratie (netvliesveroudering) geconstateerd. Tevens was sinds vier jaar voor het overlijden sprake van neovasculair glaucoom (oogdrukverhoging) en Central Retinal Vein Occlusion (lekkage in het netvlies). Ongeveer anderhalf jaar voor het overlijden werd het Charles Bonnet syndroom vastgesteld als gevolg waarvan de vrouw visuele hallucinaties had. Kort na deze diagnose verhuisde de vrouw naar een verzorgingshuis.
Het gezichtsvermogen van de vrouw was steeds verder achteruitgegaan en uiteindelijk werd zij volledig blind. Hierdoor kon zij de dingen die haar voorheen plezier gaven niet meer uitoefenen en de vrouw had overal hulp bij nodig. Ook was zij bang geworden om te vallen, omdat zij niets meer zag. Dat gebeurde ook regelmatig, met een enkele keer een botbreuk tot gevolg. Daarnaast had de vrouw visuele hallucinaties waarbij zij honden en hinden uit de muur en vloer zag komen. Deze hallucinaties beangstigden haar en zij kon niet bevatten dat het alleen in haar hoofd zat. De vrouw voelde zich angstig en machteloos. Daarnaast leed zij onder het verlies van autonomie, de volledige afhankelijkheid van anderen en het gebrek aan perspectief. De vrouw ervoer haar lijden als ondraaglijk.
De vrouw had eerder met de behandelend specialist ouderengeneeskunde over euthanasie gesproken. Hij kon om persoonlijke redenen niet aan het verzoek voldoen. Hierop wendde de vrouw zich tot Expertisecentrum Euthanasie (hierna: EE). De arts heeft drie keer met de vrouw gesproken. Direct tijdens het eerste bezoek, anderhalve maand voor het overlijden, verzocht de vrouw om uitvoering van de levensbeëindiging.
De arts stelde vast dat er volgens de Grisso en Appelbaum criteria sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Nu de vrouw in het verleden een depressie had doorgemaakt had de arts zekerheidshalve nog een onafhankelijk psychiater geraadpleegd. Hij concludeerde dat de vrouw wilsbekwaam was ten aanzien van haar verzoek. De onafhankelijk psychiater stelde daarbij vast dat de hallucinaties het gevolg waren van het Charles Bonnet syndroom en dus niet door andere aandoeningen, zoals lewy-body dementie of een delier, werden veroorzaakt.
De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Hij bezocht de vrouw tweeënhalve week voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.