Oordeel 2020-85, zorgvuldig, NVO-melding, combinatie van aandoeningen, onafhankelijke arts geraadpleegd, vrijwillig en weloverwogen verzoek
Ondanks dat een naast familielid stellig tegen euthanasie was besloot de arts toch uitvoering te geven aan het verzoek, verwijzing naar eisen die de wet niet stelt.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, tussen de zeventig en tachtig jaar, werd bijna een jaar voor het overlijden Amyotrofische Laterale Sclerose (ALS, een progressieve zenuw-/spierziekte) vastgesteld. Daarnaast was sprake van een chronisch pijnsyndroom waarvoor de man meerdere operatieve ingrepen en medicamenteuze behandelingen had ondergaan.
Het lijden van de man bestond uit progressief functieverlies. Zo was sprake van slikproblemen en was de motoriek en mobiliteit van de man fors achteruitgegaan. Daarnaast was sprake van pijn in de rug en benen die ook met medicatie niet onder controle kwam. De man leed onder de snelle fysieke achteruitgang, de continu aanwezige pijn, het verlies van autonomie, de reële angst om te stikken en de uitzichtloosheid van zijn situatie. Hij vond zijn situatie ontluisterend en ervoer zijn lijden als ondraaglijk.
De man verzocht drie maanden voor het overlijden voor de eerste keer om euthanasie. Zijn echtgenote was uit religieuze overwegingen fel gekant tegen euthanasie en kon daarom niet achter zijn verzoek staan. Dit bracht de man in een loyaliteitsconflict, waarbij hij zijn eerdere verzoek had ingetrokken om zijn echtgenote de tijd te geven tot acceptatie van zijn verzoek te komen. Uiteindelijk verzocht de man twee weken voor het overlijden om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging. Diezelfde dag werd de man opgenomen in een hospice.
De arts stelde vast dat de man bij zijn definitieve verzoek, twee weken voor het overlijden, vastberaden was en ondanks de tegenstand van zijn echtgenote persisteerde in dit verzoek. De echtgenote vond dat de arts euthanasie had opgedrongen aan de man. De arts heeft hierop gereflecteerd, maar evenwel besloten tot uitvoering over te gaan omdat de man zo duidelijk was geweest in zijn verzoek, niet alleen aan haar, maar ook aan de verpleging van het hospice, de consulent en haar collega in de praktijk. De autonomie van de man woog voor de arts zwaarder dan de bezwaren van de echtgenote.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Vanwege de omstandigheden door COVID-19 bezocht de consulent de man niet fysiek, maar sprak drie maanden voor het overlijden met hem via beeldbellen. Hij concludeerde dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Gelet op de verstreken termijn tussen het consult en de uiteindelijk geplande uitvoeringsdatum raadpleegde de arts de consulent opnieuw. Hij bezocht de man twaalf dagen voor het overlijden en concludeerde dat nog altijd aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
Het is doorgaans wenselijk en vanzelfsprekend om de familie bij een euthanasieverzoek te betrekken, maar dat is niet vereist, laat staan dat de familie zou moeten instemmen met de euthanasie. Dat is geen eis die de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (WTL) stelt (EuthanasieCode 2018, pagina 52 en 53).
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.