Oordeel 2019-88, zorgvuldig, huisarts, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, onafhankelijke arts geraadpleegd
Tweede geraadpleegde consulent heeft patiënt niet gezien
De tweede geraadpleegde consulent heeft patiënt niet gezien of gesproken. De commissie is in deze specifieke situatie onder de in het oordeel genoemde omstandigheden van oordeel dat daaraan voorbij gegaan kon worden.
Feiten en omstandigheden
Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:
a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven
Bij patiënt, een man van 60-70 jaar, werd anderhalf jaar voor het overlijden een longcarcinoom met leptomeningeale metastasen en hersenmetastasen vastgesteld. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.
Het lijden van patiënt bestond uit een hemiparese rechts, intense vermoeidheid, dysartrie en zo nu en dan afasie. Uiteindelijk was hij volledig bedlegerig geworden. Hij vond het vreselijk dat hij voor de ADL en met name voor de toiletgang, afhankelijk was geworden van de zorg van anderen. Communicatie verliep steeds moeizamer en dit was zeer frustrerend voor patiënt. Hij leed onder de toenemende zorgafhankelijkheid en onder het vooruitzicht dat zijn situatie alleen nog maar zou verslechteren.
Patiënt ervoer zijn lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënt aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënt voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
b. Verzoek tot levensbeëindiging
Patiënt had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Eén dag voor het overlijden heeft patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënt was helder van geest en kon goed aangeven waaruit zijn lijden bestond en dat hij wilde komen te overlijden door euthanasie. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.
c. Consultatie
De arts raadpleegde twee onafhankelijke SCEN-artsen als consulent.
De eerste consulent bezocht patiënt ongeveer twee maanden voor de levensbeëindiging nadat hij door de arts over patiënt was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie. De consulent gaf in zijn verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënt. Volgens de eerste consulent was patiënt helder van geest en wilsbekwaam. In zijn verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënt tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen zou zijn voldaan zodra het lijden voor patiënt ondraaglijk werd en de euthanasiewens van patiënt actueel werd.
Eén dag voor de levensbeëindiging nam de arts telefonisch contact op met de tweede consulent, omdat de arts de eerste consulent niet kon bereiken. De arts informeerde de tweede consulent over het verloop van de ziektegeschiedenis van patiënt sinds het bezoek van de eerste consulent en over het nu ondraaglijk lijden van patiënt en de nu actuele euthanasiewens van patiënt.
De tweede consulent stelde een addendum op bij het verslag van de eerste consulent. Hierin stelde hij vast dat met de actuele wens van patiënt het verzoek door de eerste geraadpleegde consulent als invoelbaar werd aangemerkt. Hij concludeerde dat hiermee aan de zorgvuldigheideisen was voldaan.
d. Uitvoering
De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
Beoordeling
De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts is met patiënt tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was.
De commissie stelt vast dat de arts tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënt ongeveer twee maanden voor het overlijden heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. Nadien, één dag voor het overlijden, heeft de arts een tweede consulent benaderd omdat de eerste consulent, na meerdere tevergeefse pogingen daartoe, niet bereikbaar bleek. Volgens de EuthanasieCode 2018 (bladzijde 32) kan, als het contact met de eerste geraadpleegde consulent niet mogelijk is, een andere consulent worden geraadpleegd. In beginsel zal ook die zelf de patiënt moeten zien en zo mogelijk spreken. Ook van zo'n tweede contact dient verslag te worden gedaan, eventueel als addendum bij het eerste verslag.
De commissie stelt vast dat de tweede geraadpleegde consulent patiënt zelf niet heeft gezien of gesproken. Hiermee is dan ook geen sprake van een consultatie als bedoeld in de EuthanasieCode 2018. Echter, in deze specifieke casus is de commissie van oordeel dat de arts daaraan voorbij kon gaan. In de eerste plaats heeft de arts in het modelverslag op inzichtelijke en op uitgebreide wijze het ziekteproces en het beloop ervan toegelicht. In de tweede plaats was het verslag van de eerste geraadpleegde consulent duidelijk over het ziektebeeld en het te verwachten beloop van de situatie van patiënt. Deze verwachting kwam ook uit en het verzoek van patiënt werd, gelet op de snelle verslechtering van zijn toestand, actueel. Daarbij was patiënt ten tijde van zijn actuele verzoek nog steeds helder van geest en wilsbekwaam ten aanzien van zijn verzoek.
Desalniettemin benadrukt de commissie het niet wenselijk te vinden dat een consulent een verslag opstelt zonder de patiënt te hebben gezien dan wel gesproken, ook niet bij een evident ziektebeeld.
De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.
Beslissing
De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.