Oordeel 2007-024, onzorgvuldig, medisch specialist, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, onafhankelijke arts geraadpleegd.
Geen onafhankelijke consultatie. Geen consultatie in de zin van de Wtl.
Op het moment dat de toestand van patiënte deplorabel was en zij een concreet verzoek uitte, was er geen SCEN-arts bereikbaar omdat het een feestdag was. Een familielid bood aan als consulent op te treden. Patiënte verbleef in het ziekenhuis maar werd direct naar huis gebracht waarna de arts direct de euthanasie uitvoerde. De consulent deelde mondeling zijn bevindingen met de arts en schreef de dag erop een kort verslag. Een en ander verliep zeer snel en ondanks het feit dat de arts wist dat alles niet strikt volgens de regels verliep, besloot hij de euthanasie uit te voeren.
Feiten en Omstandigheden
Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:
a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven
Bij patiënte, een vrouw van 50-60 jaar, werd vijf maanden voor het overlijden een carcinoid gediagnosticeerd. Patiënte werd chirurgisch behandeld. Een dag voor het overlijden werd patiënte opnieuw geopereerd in verband met de snelle achteruitgang. Tijdens de ingreep bleek de tumor progressief te zijn toegenomen. Genezing was niet mogelijk.
Het lijden van patiënte werd bepaald door ondraaglijke pijn, passagestoornissen en ernstig gewichtsverlies. Ook was er sprake van decorumverlies. Voor patiënte was haar lijden ondraaglijk.Naast de reeds genomen maatregelen waren er geen mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende heeft voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en over haar vooruitzichten.
De arts verwachtte dat patiënte, indien niet tot levensbeëindiging werd overgegaan, binnen enkele dagen zou zijn overleden.
b. Verzoek tot levensbeëindiging
Na de eerste operatie, vier maanden voor het overlijden, heeft patiënte voor het eerst concreet om levensbeëindiging verzocht. Zij heeft het verzoek drie maanden later herhaald. Vlak voor de tweede operatie uitte zij opnieuw een verzoek. Het verzoek werd ten overstaan van de arts geuit in bijzijn van de naasten van patiënte. Er is een schriftelijke wilsverklaring aanwezig.
Volgens de arts was er geen druk van buitenaf en was patiënte zich bewust van de strekking van het verzoek en van haar lichamelijke situatie. Over de levensbeëindiging is overleg geweest met de naasten van patiënte. Zij steunden het verzoek.
c. Consultatie
Als consulent werd benaderd een specialist. De consulent bezocht patiënte zowel een dag voor alsook op dezelfde dag van de levensbeëindiging na over haar geïnformeerd te zijn door de arts. Blijkens het verslag van de consulent had patiënte ten tijde van de diagnose aangegeven euthanasie te willen als er geen sprake van curatie zou zijn. Voor en na deze tweede operatie bevestigde patiënte haar wens bij haar volle bewustzijn.
d. Uitvoering
De uitvoering van de euthanasie vond plaats op (…) middels intraveneuze toediening van Dormicum en Esmeron door de arts. Bij de levensbeëindiging waren haar man en kinderen aanwezig.
e. Toelichting
De arts is om een mondelinge toelichting gevraagd omdat de schriftelijke verslaglegging vragen opriep bij de commissie. Op papier leek sprake te zijn van grote voortvarendheid in de procedure en ook waren de rol van de arts en consulent niet geheel duidelijk. Deze mondelinge toelichting is door de arts aan de commissie gegeven op (…).
De arts schetst de ziektegeschiedenis van patiënte als volgt. Het jaar voor het overlijden kreeg patiënte buikklachten. De arts, die patiënte al heel lang kende, werd haar behandelend internist. Vijf maanden voor het overlijden werd bij haar een carcinoïd gediagnosticeerd. Zij werd vervolgens operatief behandeld. Patiënte gaf aan dat zij beter wilde worden, maar dat zij, als het niet goed zou gaan euthanasie wenste. Zij “wilde de beker niet helemaal leegdrinken”. De arts beloofde haar niet in de steek te zullen laten.
Ongeveer een half jaar later namen haar klachten erg toe waarna patiënte weer werd opgenomen in het ziekenhuis. Besloten werd om opnieuw een operatie uit te voeren. Patiënte stelde uitdrukkelijk dat wanneer er sprake zou zijn van een inoperabele situatie, zij niet meer wakker zou willen worden. Tijdens de ingreep bleek de prognose infaust. Er werden twee stoma’s aangelegd en patiënte ontwaakte toch.
De arts trof de dag voorafgaand het overlijden patiënte aan omringd door haar familie. Ook een consulent was inmiddels aanwezig. Deze consulent was in zoverre niet onafhankelijk, dat hij een familielid was van de echtgenoot van patiënte. Volgens de arts liep dit zo omdat het een officiële feestdag was en er op deze dag geen SCEN-arts kon worden ingeschakeld.
Patiënte gaf heel duidelijk aan deze situatie niet te willen en zij uitte zeer weloverwogen een verzoek om euthanasie. De consulent was van mening dat dit lijden niet in overeenstemming was met de wens van patiënte. Hij stelde weliswaar een dag na de euthanasie een verslag op, maar uitte wel mondeling zijn opvatting ten overstaan van de arts.
In overleg met de arts-assistent in het ziekenhuis werd besloten dat patiënte naar huis zou gaan. Dit geschiedde met een ambulance. Thuis werd in het bijzijn van haar naasten de euthanasie uitgevoerd door de arts.
De procedure als geheel is weliswaar snel verlopen, maar deze was volkomen volgens de wens van patiënte. Men had haar ook steeds beloofd dat zij niet ondraaglijk zou hoeven lijden. Patiënte had tijdens het ziekteproces duidelijk verklaard wat zij wel en niet wilde. De arts had ook weloverwogen het besluit genomen de euthanasie uit te voeren, ondanks het feit dat hij zich er van bewust was dat niet alles strikt was verlopen zoals is vereist.
Beoordeling
De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. De commissie overweegt of er naar heersend wetenschappelijk verantwoord medisch inzicht en naar in de medische ethiek geldende normen aan de zorgvuldigheidseisen is voldaan.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden en de nadere mondelinge toelichting van de arts is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënte. Patiënte had steeds duidelijk haar wensen aangegeven.
Wat betreft het ondraaglijk en uitzichtloos lijden heeft de commissie het volgende overwogen. Patiënte had voor de ingreep duidelijk en herhaald benadrukt dat indien haar ziekte inoperabel zou blijken tijdens de operatie, zij niet meer zou willen ontwaken uit de narcose. De arts was van deze uitdrukkelijke wens op de hoogte. Degenen die bij de operatie waren betrokken hebben deze wens niet uitgevoerd. Patiënte en familie waren in de veronderstelling dat het verzoek wel zou worden ingewilligd. De commissie heeft begrip voor het feit dat degenen die bij de operatie betrokken waren dit verzoek niet konden uitvoeren.
Wellicht was het beter geweest dat de operateur duidelijk had gemaakt aan patiënte dat op die manier haar verzoek niet zou kunnen worden ingewilligd, zodat er geen valse verwachtingen zouden zijn gewekt bij patiënte en haar familie. De commissie is van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat patiënte na de operatie in een voor haar ondraaglijke en uitzichtloze situatie verkeerde.
De arts heeft patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen andere oplossing was.
Wat betreft de consultatie overweegt de commissie het volgende. Als consulent is opgetreden een arts, die familie van de echtgenoot van patiënte is en uit dien hoofde ook aanwezig was op de feestdag. Patiënte verkeerde in een deplorabele toestand en zij moest naar huis worden vervoerd waar de euthanasie gezien haar situatie terstond zou worden uitgevoerd. Juist omdat het een feestdag was zou het inschakelen van een onafhankelijke consulent zeker enige tijd kosten.
In deze omstandigheden hebben de arts en de consulent het als de beste oplossing gezien dat de consulent een kort verslag zou opstellen, waarin hij bevestigde dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en uitzichtloos was en dat zij een uitdrukkelijk verzoek tot euthanasie uitte.
De commissie kan evenwel niet om het feit heen dat, hoezeer er ook op zichzelf goede redenen voor deze handelwijze kunnen zijn geweest, de consulent in dezen een familielid was van de echtgenoot van patiënte en derhalve niet een onafhankelijke consulent kan worden genoemd. Deze constatering moet onvermijdelijk tot het oordeel leiden dat in dit geval niet is voldaan aan de zorgvuldigheidseis van een onafhankelijke consultatie, hetgeen betekent dat niet is gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in art. 2 lid 1 van de wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.
De commissie wil hierbij evenwel opmerken, dat zij vooral ook op grond van de uitvoerige toelichting van de arts, duidelijk de indruk heeft gekregen dat door betrokkenen (zowel de arts als de consulent) -gezien de omstandigheden waarin zij zich bevonden en de van meet af aan gedane toezeggingen aan de patiënte- met de beste bedoelingen is gehandeld.
Hoewel dit alles het nodige begrip verdient, neemt dit niet weg, dat -juist gezien de bijzondere gevoeligheid, waarmee de situatie was omgeven- gestreefd had moeten worden naar een onafhankelijke consultatie in plaats van een consultatie door een familielid van de echtgenoot van patiënte, die als zodanig toevallig bij patiënte op bezoek was.
De arts heeft de levensbeëindiging medisch zorgvuldig uitgevoerd.
Beslissing
De arts heeft niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.