Oordeel 2002-005, onzorgvuldig, medisch specialist, kanker, onafhankelijke arts geraadpleegd, medisch zorgvuldige uitvoering.
Consulent wordt uitvoerder. Geen consultatie in de zin van de Wtl.
De behandelend arts heeft de consulent enkel en alleen benaderd met het oogmerk de euthanasie feitelijk door hem te laten uitvoeren. Nadat de consulent patiënt had bezocht vond er geen overleg meer plaats tussen de behandelend arts en de consulent. Ook heeft de behandelend arts geen kennis genomen van het verslag dat de consulent blijkbaar heeft opgesteld. De consulent werd de uitvoerend arts maar raadpleegde niet opnieuw een consulent.
Feiten en Omstandigheden
Uit de verslaglegging en het gesprek met de meldend arts, de verslaglegging van de consulent en de overige medische gegevens is het volgende gesteld ten aanzien van:
De commissie heeft eerst een opmerking vooraf:
Het door de lijkschouwer ingestuurde modelverslag van de arts werd als volgt ingevuld. De vragen 1 tot en met 13c werden door een arts-assistent in opdracht van de arts ingevuld. De arts werd in het modelverslag als meldend arts opgevoerd. De vragen 14 tot en met 22 (consultatie en uitvoering) werden door de consulent ingevuld. Deze consulent ondertekende het modelverslag. Hij was in casus de feitelijk uitvoerder van de euthanasie.
a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven
Patiënt, een man van 80-90 jaar, leed sinds twee jaar voor het overlijden aan een gemetastaseerd maagcarcinoom. Er vond in eerste instantie chirurgische interventie middels een distale maagresectie en een subtotale colectomie plaats. Genezing was niet mogelijk. Patiënt leed ten tijde van zijn actuele verzoek ondraaglijk onder het gegeven te liggen wachten op de dood. Tevens was er sprake van een ernstig ileusbeeld. Een proeflaparotomie wees uit dat de hele buik van patiënt vol tumor zat. Er waren geen reële mogelijkheden het lijden van patiënt te verlichten. Zijn levensverwachting werd geschat op enkele dagen tot enkele weken.
Uit het gesprek met de arts werd nogmaals duidelijk dat de ziektegeschiedenis van patiënt voor zich sprak. De uitzichtloosheid en ondraaglijkheid van het lijden van patiënt waren evident.
b. Verzoek tot levensbeëindiging
Patiënt bracht vanaf twee jaar voor het overlijden euthanasie ter sprake. Een actueel verzoek vond plaats ruim een week voor het overlijden. Patiënt herhaalde zijn verzoek na die datum, in het bijzijn van zijn echtgenote, de verpleging en arts-assistenten, dagelijks tot aan de dag van zijn overlijden. De verpleging beoordeelde het verzoek van patiënt als reëel. Zijn echtgenote ondersteunde zijn verzoek volledig. Het verzoek werd niet onder druk geuit, patiënt was zich ten volle bewust van de strekking van zijn verzoek.
Er was sprake van vrijwillig en weloverwogen verzoek.
c. Consultatie
In het dossier bevindt zich een verslag van de consulent betreffende een gesprek dat hij met patiënt voerde een dag voor het overlijden. De consulent trof een patiënt aan die helder van geest maar lichamelijk uitgeput was. Hij braakte fecaal. Patiënt had al zijn zaken geregeld. Hij wilde waardig overlijden en niet liggen wachten op de dood. Hij ervoer het wachten als ondraaglijk. Op korte termijn was de kans op een volledige darmobstructie zeer reëel. Chirurgische interventie was niet meer mogelijk voor patiënt. Het verzoek om euthanasie was vrijwillig en weloverwogen tot stand gekomen. De consulent vond het verzoek om euthanasie uit medisch en ethisch oogpunt gerechtvaardigd.
De commissie ging er in eerste instantie van uit dat de consulent als onafhankelijk consulent, in de zin van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (verder: de wet) was ingeroepen. Uit het gesprek met de arts werd echter het volgende duidelijk. De arts was de behandelaar van patiënt geweest en had de euthanasieprocedure in gang gezet. Voor de feitelijke uitvoering van de euthanasie had de arts de consulent in consult geroepen. De arts was van mening dat hij in zijn functie als anesthesist meer vaardigheid heeft in het prikken van infusen en doorgaans beter op de hoogte is van het soort en de dosering van de euthanatica. In het gesprek gaf de arts tot tweemaal toe nadrukkelijk aan dat de intentie van het inroepen van de consulent de feitelijke uitvoering was geweest, dus duidelijk niet een consultatie in de zin van de wet. Aangezien de consulent op het ogenblik van het gesprek met patiënt al de beoogde uitvoerder was, kan hij alleen al daarom niet als onafhankelijke consulent in de zin van de wet beschouwd worden. Na afloop van het bezoek van de consulent aan patiënt vond er geen contact meer plaats tussen de arts en de consulent. De arts was naar eigen zeggen niet op de hoogte van de bevindingen van de consulent. Hij had de verklaring van de consulent niet gezien. De arts was slechts globaal op de hoogte van de regelgeving inzake euthanasie en hulp bij zelfdoding. Hij had zich niet over te volgen procedure laten voorlichten door bijvoorbeeld een jurist of een lid van de medisch-ethische commissie uit het ziekenhuis te raadplegen. De arts was van mening dat de casus zo evident was dat de procedurele regels in zijn ogen van ondergeschikt belang waren.
d. Uitvoering
De uitvoering van de euthanasie vond plaats door middel van intraveneuze toediening van Dormicum, Propofol en Esmeron. Bij de uitvoering was de consulent, familie van patiënt en een verpleegkundige aanwezig.
Uit het gesprek met de arts werd duidelijk dat de euthanasie feitelijk werd uitgevoerd door de consulent. De arts, die behandelaar was van patiënt, was hierbij niet aanwezig. Tijdens de uitvoering van de euthanasie was de arts bezig met een geplande operatie op het operatiekamercomplex. De consulent, die geen behandelaar was van patiënt, is zonder nader overleg over de bevindingen van zijn consult overgegaan tot uitvoering van de euthanasie. De arts heeft niet geprobeerd de uitvoering te doen plaatsvinden op een tijdstip waarop hij aanwezig kon zijn. Na afloop van de procedure werden de formulieren ingevuld door een Agio -in opdracht van de arts- en de consulent. De arts wist niet of de Agio of de consulent de lijkschouwer had verwittigd.
Beoordeling
De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen van artikel 2 van de wet. Deze wet is weliswaar op 1 april 2002 in werking getreden, maar is krachtens algemene beginselen van overgangsrecht in dit geval toepasselijk. De commissie overweegt of naar heersend wetenschappelijk verantwoord medisch inzicht en naar de in de medische ethiek geldende normen aan de zorgvuldigheidseisen is voldaan.
Beëindiging van het leven op verzoek is ingevolge artikel 293, tweede lid, wetboek van Strafrecht slechts straffeloos indien de arts voldoet aan de zorgvuldigheidseisen vermeld in artikel 2 van de wet en daarvan op de voorgeschreven wijze mededeling aan de lijkschouwer doet. In casu heeft de arts, als behandelend arts, eigenlijk alleen maar de euthanasieprocedure in gang gezet. Aan de uitvoering van de euthanasie gaat een proces vooraf waar het oordeel van een onafhankelijke consulent een wezenlijk -door de wet vereist- deel van uitmaakt. De arts heeft de consulent enkel en alleen benaderd met het oogmerk de euthanasie feitelijk door hem te laten uitvoeren. Vast staat dat het niet de intentie was van de arts om de consulent als onafhankelijk consulent in te schakelen. Nadat de consulent patiënt had bezocht vond er geen overleg meer plaats tussen de arts en de consulent noch heeft de arts kennis genomen van het verslag dat de consulent blijkbaar heeft opgesteld. De commissie is derhalve van oordeel dat er geen consultatie in de zin van de wet heeft plaatsgevonden. Dit zou niet anders zijn als werd uitgegaan van het gegeven dat de feitelijk uitvoerend arts als meldend arts behoort te worden gekwalificeerd. De rol van meldend arts en consulent kunnen immers volgens de wet –alleen al uit het oogpunt van onafhankelijkheid- nimmer verenigd zijn in één en dezelfde persoon. De feitelijke uitvoering heeft de arts om redenen van ervaring met het prikken van infusen en dosering van euthanatica overgelaten aan de consulent. De commissie heeft hier begrip voor. Wel is zij van oordeel dat in dat geval de meldend arts, in de hoedanigheid van behandelaar van patiënt, bij de uitvoering aanwezig dient te zijn om daarvoor de volle verantwoordelijkheid te dragen. In casu delegeerde de arts de feitelijke uitvoering van de euthanasie aan de consulent en was hij niet aanwezig bij de uitvoering van de euthanasie. Achteraf werd het modelverslag in opdracht van de arts ingevuld door een Agio en de consulent. Tevens was de arts niet op de hoogte wie de aan hem als meldend arts toebehorende wettelijk plicht -mededeling doen aan de lijkschouwer van een niet-natuurlijke dood- had uitgevoerd. De commissie komt tot de slotsom dat niet aan het consultatievereiste is voldaan.
Beslissing
De arts heeft niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Derhalve zal de commissie op grond van artikel 9 lid 2 onder a van de Wet toetsing levenbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding haar oordeel ter kennis van het College van procureurs-generaal en de regionaal inspecteur van de gezondheidszorg brengen.