Oordeel 2024-016, zorgvuldig, combinatie psychische stoornissen en lichamelijke aandoeningen, vrijwillig en weloverwogen verzoek, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, geen redelijke andere oplossing, onafhankelijk psychiater en onafhankelijke SCEN-psychiater geraadpleegd.
Vrijwillig en weloverwogen verzoek van een patiënte met somatische aandoeningen en een psychische stoornis. Een onafhankelijke SCEN-arts en onafhankelijk psychiater zijn geraadpleegd.
De commissie kan besluiten een melding waarin het euthanasieverzoek voortkwam uit lijden dat deels het gevolg was van psychische stoornissen en deels het gevolg was van somatische aandoeningen af te doen met een verkort oordeel. Dat kan alleen in die situaties waarin de commissie geen enkele twijfel heeft over de vraag of de arts heeft voldaan aan alle zorgvuldigheidseisen en de arts, de door de arts geraadpleegde onafhankelijk psychiater (die mogelijk tevens de (SCEN-)consulent is) en de door de arts geraadpleegde (SCEN-)consulent het allen eens zijn over de diagnose(n), de wilsbekwaamheid van de patiënt ten aanzien van het euthanasieverzoek, het ontbreken van reële behandelmogelijkheden en het ontbreken van redelijke andere oplossingen. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de betreffende melding.
Patiënte, een vrouw tussen 60 en 70 jaar, leed sinds lange aan een chronische dysthyme stoornis. Daarnaast was bij patiënte sprake van een posttraumatische stressstoornis na traumatische gebeurtenissen. Ook was er een eetstoornis vastgesteld. Het lijden van patiënte werd versterkt door lichamelijke aandoeningen. Patiënte kampte met osteoporose, overgewicht, COPD met een astmatisch component, restless legs en recidiverende slijmbeursontstekingen in de heupen. Patiënte had daarnaast ook een cyste in pezen. Naar alle waarschijnlijkheid was bij patiënte eveneens sprake van neuropathie. Patiënte was psychiatrisch zeer uitgebreid behandeld, zowel klinisch als ambulant. Zij had onder andere psychotherapie, cognitieve therapie en EMDR doorlopen, zonder blijvend resultaat. Patiënte was altijd somber. Het leven was een worsteling voor haar. Zij was continu intern in gevecht tegen haar somberheid en eetbuiten. Het lukte patiënte niet meer om langdurige hechte relaties aan te gaan. Patiënte voelde zich voortdurend moe, uitgeput, snel benauwd en kortademig. Daarnaast had patiënte veel pijnklachten. Zij ervoer geen kwaliteit van leven. Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk en uitzichtloos.
Patiënte had eerder met de arts, haar huisarts, over euthanasie gesproken. Ongeveer drie maanden voor het overlijden heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënte heeft haar euthanasieverzoek meerdere malen herhaald.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts achtte patiënte wilsbekwaam ten aanzien van haar euthanasieverzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijk psychiater, die patiënte circa twee maanden voor het overlijden bezocht. Hij achtte patiënte wilsbekwaam ten aanzien van haar verzoek. Volgens de onafhankelijk psychiater waren eventuele behandeltrajecten zwaar en zeer intensief. De onafhankelijk psychiater voorzag niet dat patiënte dit nog zou kunnen opbrengen.
De arts raadpleegde als consulent, een onafhankelijke SCEN-arts, tevens psychiater. De consulent bezocht patiënte drie weken voor het overlijden. De consulent achtte patiënte eveneens wilsbekwaam ten aanzien van haar euthanasieverzoek. Volgens de consulent waren er geen redelijke behandelopties meer voor de situatie van patiënte. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
Uit de stukken is gebleken dat het euthanasieverzoek van de patiënt voortkwam uit lijden dat deels het gevolg was van psychische stoornissen en deels het gevolg was van somatische aandoeningen. De arts moet dan met grote behoedzaamheid omgaan met het euthanasieverzoek. Deze behoedzaamheid betreft vooral de wilsbekwaamheid van de patiënt ten aanzien van zijn euthanasieverzoek, de uitzichtloosheid van het lijden en het ontbreken van een redelijke andere oplossing.
Het uitgangspunt van de RTE is dat de arts bij deze patiënten altijd psychiatrische expertise moet inroepen. Dit vloeit voort uit de grote behoedzaamheid die in dergelijke situaties van de arts wordt gevraagd. Doel van het inroepen van psychiatrische expertise is dat de arts zich goed laat voorlichten en kritisch reflecteert op de eigen overtuiging. De RTE toetsen of de arts een onafhankelijk psychiater heeft geraadpleegd en of deze heeft beoordeeld of de patiënt wilsbekwaam is ter zake van het verzoek, of het lijden uitzichtloos is en of een redelijke andere oplossing ontbreekt. De onafhankelijk psychiater mag zo nodig behandeladviezen geven. De arts kan zelf beslissen of hij een onafhankelijk psychiater naast een
(SCEN-)consulent raadpleegt, óf een (SCEN-)consulent die tevens psychiater is. (zie EuthanasieCode 2022, pagina 46-47).
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.