Oordeel 2019-07, zorgvuldig, huisarts, dementie, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek

Geen twijfel over wilsbekwaamheid ondanks beperkte communicatie

Ondraaglijk lijden op grond van cognitieve achteruitgang bij semantische dementie. De arts, specialist ouderengeneeskunde, en de consulent hadden ondanks de beperkte mogelijkheden tot communicatie geen twijfel over de wilsbekwaamheid van patiënte.

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Patiënte, een vrouw van 70-80 jaar, leed aan semantische dementie; een zeldzame vorm van frontotemporale dementie, waarbij er taalstoornissen optreden. Genezing was niet mogelijk. De behandeling was uitsluitend palliatief van aard.

Het lijden van patiënte bestond uit de achteruitgang van haar cognitieve functies. Ook was er sprake van mobiliteitsverlies en een communicatieprobleem. Patiënte was niet meer in staat zich aan de hand van gesproken tekst deugdelijk te uiten en verkeerde in een sociaal isolement. Patiënte leed onder het controleverlies en de uitzichtloosheid van haar situatie. Haar voortschrijdende beperkingen vergden emotioneel veel van haar.

Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënte aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënte voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënte had eerder met de arts over hulp bij zelfdoding gesproken. Ongeveer twee maanden voor het overlijden heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. In de gesprekken die volgden heeft patiënte haar verzoek tegenover de arts herhaald.

Ongeveer anderhalve maand voor de levensbeëindiging vond een geriatrisch onderzoek plaats. Uit dit onderzoek volgde dat patiënte wilsbekwaam was ten aanzien van haar verzoek. De specialist ouderengeneeskunde oordeelde dat patiënte in staat was haar gebrekkige spraak aan de hand van gebaren en geschreven tekst te compenseren. Patiënte kon haar wensen en afwegingen duidelijk maken en haar verzoek deugdelijk toelichten. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënte ongeveer anderhalve maand voor de levensbeëindiging en ongeveer een week voor de levensbeëindiging nadat zij door de arts over patiënte was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie.

De eerste maal was er sprake van een vroegtijdige consultatie, waarbij de consulent de situatie van patiënte exploreerde. De communicatie verliep moeizaam. Patiënte was soms afgeleid en kon zich nauwelijks verstaanbaar maken. De consulent ontdekte dat communiceren met behulp van geschreven tekst beter verliep. Als de consulent haar vragen opschreef, bleek patiënte in staat deze te beantwoorden.

Aangezien patiënte aan het einde van de volgende maand wenste te overlijden, bezocht de consulent haar kort daarvoor een tweede maal. Patiënte lichtte haar verzoek in eenvoudige bewoordingen en met behulp van geschreven tekst toe. De consulent was ervan overtuigd dat haar verzoek vrijwillig en weloverwogen was. In haar verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënte tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

De arts heeft de hulp bij zelfdoding uitgevoerd door patiënte15 gram pentobarbital in 100 ml vloeistof aan te reiken, zoals aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012. Na het drinken van 50 ml van die vloeistof is patiënt vervolgens overleden.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Van belang is, dat zeker ook in geval een patiënte zowel cognitieve achteruitgang vertoont als beperkt is in haar mogelijkheden tot communicatie, de arts zich overtuigt van de vrijwilligheid en weloverwogenheid van haar verzoek. In casu heeft de arts dat gedaan door een onafhankelijk specialist ouderengeneeskunde te raadplegen over de wilsbekwaamheid van patiënte.

Die specialist heeft in zijn verslag opgenomen dat hij, voornamelijk door gebruik van het geschreven woord, in staat was met patiënte te communiceren. De specialist heeft patiënte vervolgens als wilsbekwaam beoordeeld. Ook de consulent heeft geoordeeld dat patiënte wilsbekwaam was en ook uit haar verslag bleek dat zij, met aanpassingen, tot een adequate communicatie met patiënte in staat was.

Dientengevolge is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënte.

Uit bovenstaande feiten en omstandigheden volgt voorts dat ook sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk haar oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de hulp bij zelfdoding medisch zorgvuldig uitgevoerd.

De commissie overweegt daartoe dat de arts het aanbevolen euthanaticum in de voorgeschreven hoeveelheid heeft aangereikt, maar er geen invloed op heeft als de patiënt voor het volledig nuttigen van die vloeistof al overlijdt.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.