Oordeel 2021-135, zorgvuldig, NVO-melding, dementie, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd.
Ondraaglijk lijden op grond van cognitieve achteruitgang bij dementie. De arts, de consulent en geraadpleegde onafhankelijk specialist ouderengeneeskunde hadden geen twijfel over de wilsbekwaamheid.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, tussen de tachtig en negentig jaar oud, werd vier jaar voor het overlijden vasculaire dementie met een expressieve afasie vastgesteld.
Het lijden van de man bestond uit progressieve cognitieve achteruitgang, zoals woordvindstoornissen, en verlies van het kortetermijngeheugen. Door de afasie werd het steeds moeilijker voor de man om zich goed te kunnen uitdrukken. De man ervoer dit als opgesloten zitten in zijn hoofd waardoor zijn identiteit steeds meer verloren ging. Hij verloor steeds meer de regie over zichzelf en over zijn leven en dat maakte hem intens verdrietig. Daarbij had hij grote angst zichzelf verder te verliezen. Hij had dit bij een naaste met een dementieel beeld zien gebeuren en dat wilde hij voor zichzelf voorkomen. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.
De man had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Ruim twee maanden voor het overlijden heeft de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. De arts raadpleegde een consulente van Expertisecentrum Euthanasie. Op haar advies raadpleegde de arts een specialist ouderengeneeskunde ter beoordeling van de wilsbekwaamheid van de man. De specialist ouderengeneeskunde concludeerde dat de man wilsbekwaam was ten aanzien van zijn verzoek. Hij was goed in staat om zijn verzoek te onderbouwen en begreep de impact van zijn verzoek voor zichzelf en voor zijn naasten.
Gesteund door deze conclusie constateerde de arts dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Zij stelde daarbij vast dat de man duidelijk kon maken dat het zijn eigen verzoek was en daarbij begreep wat de gevolgen ervan waren. De arts was er ook van overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die de man een maand voor het overlijden bezocht. Zij constateerde dat de man zijn verzoek ondanks de afasie duidelijk kon maken en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde de euthanasie vervolgens uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
In het geval er bij een patiënt sprake is van dementie wordt van de arts gevraagd met extra behoedzaamheid na te gaan of aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan, in het bijzonder de eis inzake de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek en het ondraaglijk lijden van de patiënt. Naarmate het ziekteproces bij patiënten met dementie voortschrijdt, neemt de wilsbekwaamheid van de patiënt af. Na verloop van tijd kan de patiënt volledig wilsonbekwaam worden.
Als een patiënt met dementie nog wilsbekwaam is ten aanzien van zijn euthanasieverzoek zal in het algemeen met de reguliere consultatieprocedure kunnen worden volstaan. Nodig is dan wel dat de diagnose dementie lege artis is gesteld. Bij twijfel over de wilsbekwaamheid van de patiënt ligt het voor de hand dat de arts specifiek daarover advies van een deskundige collega vraagt. (EuthanasieCode 2018, herzien versie 2020, pagina 46 en 47).
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.