Oordeel 2021-121, zorgvuldig, NVO-melding, hart- of vaataandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke deskundige arts geraadpleegd.
Een patiënte maakte een CVA door en leed ondraaglijk. De arts, consulent en de geraadpleegde onafhankelijk psychiater hadden geen twijfel over de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het euthanasieverzoek.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Een vrouw, tussen de zestig en zeventig jaar oud, maakte ongeveer dertien jaar voor het overlijden een Cerebro Vasculair Accident (CVA, een beroerte) door. Als gevolg daarvan was sprake van epilepsie, afasie en cognitieve stoornissen.
De vrouw had een langdurig revalidatietraject gevolgd, maar dit had haar situatie nauwelijks verbeterd. Door de afasie en de cognitieve stoornissen kwam informatie in een vertraagd tempo binnen bij de vrouw. Ze kon deze informatie ook maar moeilijk filteren waardoor ze snel overprikkeld raakte. Alles kostte haar daarom erg veel energie en zelfs activiteiten als lezen of tv kijken waren al snel teveel voor de vrouw.
De echtgenoot van de vrouw had veel taken van haar overgenomen waardoor de vrouw minder overprikkeld werd. Na het overlijden van haar echtgenoot, ruim twee jaar voor haar eigen overlijden, viel deze filter weg. Vervolgens werd de vrouw hard geconfronteerd met haar beperkingen ten gevolge van het CVA. Zij bracht haar dagen het liefst liggend op bed door met haar ogen dicht om geen prikkels binnen te laten. Alles kostte haar buitensporig veel energie waardoor zij extreem vermoeid was. De jarenlange strijd had haar helemaal uitgeput en zij kon het niet langer volhouden op deze manier te leven. De vrouw ervoer haar lijden als ondraaglijk.
De vrouw had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Drie maanden voor het overlijden verzocht zij de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging. Zij persisteerde in dat verzoek. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts voelde zich hierin gesteund door een door haar geraadpleegde onafhankelijk psychiater, die de vrouw twee weken voor het overlijden bezocht. Deze psychiater concludeerde dat er bij de vrouw geen sprake was van een depressieve stoornis in engere zin en achtte de vrouw wilsbekwaam ten aanzien van haar verzoek.
De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Hij bezocht de vrouw een dag voor het overlijden. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Daarbij stelde hij vast dat de vrouw vertraagd was in het spreken, maar dat zij haar verzoek desondanks goed kon toelichten.
De arts voerde de hulp bij zelfdoding uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.