Oordeel 2021-112, zorgvuldig, NVO-melding, stapeling van ouderdomsaandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek, consulent was specialist ouderengeneeskunde.
Patiënte leed ondraaglijk op grond van een stapeling van verschillende ouderdomsaandoeningen. De arts, de consulent tevens specialist ouderengeneeskunde en de geraadpleegde psychiater achtten de patiënte wilsbekwaam inzake haar euthanasieverzoek.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Een vrouw, tussen de tachtig en negentig jaar, leed sinds geruime tijd voor het overlijden aan meerdere aandoeningen. Zo was er sprake van hartfalen, ernstige artrose in het linkerschouder-gewricht en epilepsie. Daarnaast had de vrouw verminderde kracht in haar rechterbeen en was sprake van een balansstoornis, waardoor zij regelmatig viel. Sinds ongeveer een half jaar voor het overlijden verbleef de vrouw in een verpleeghuis.
De vrouw had pijn aan haar schouder en kon er niet goed op liggen. Hierdoor sliep zij slecht. Voorts was de vrouw kortademig na geringe inspanning en was er sprake van krachtsverlies in haar rechterbeen en linkerarm. Tevens was zij incontinent geworden voor urine en ontlasting. Door de combinatie van haar aandoeningen werd de vrouw zeer beperkt in haar mobiliteit en uiteindelijk raakte zij rolstoelgebonden. De activiteiten die haar voorheen afleiding en plezier hadden geboden kon zij niet meer uitoefenen.
De vrouw, die tot hoge leeftijd een actieve en zelfstandige vrouw was geweest, leed onder het verlies van autonomie, de afhankelijkheid van anderen en de ontluistering van haar situatie. De vrouw ervoer haar lijden als ondraaglijk.
De vrouw verzocht de arts, zijnde de behandelend specialist ouderengeneeskunde van het verpleeghuis, vier maanden voor het overlijden om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging. Zij persisteerde in dat verzoek.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Zekerheidshalve raadpleegde de arts drie maanden voor het overlijden een psychiater ter beoordeling van de wilsbekwaamheid van de vrouw. Hij concludeerde dat de vrouw niet kon omgaan met haar lichamelijke achteruitgang. Er was echter geen sprake van een onderliggende depressie die ten grondslag lag aan het euthanasieverzoek.
De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, tevens een specialist ouderengeneeskunde. Hij bezocht de vrouw vijf dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
Een stapeling van ouderdomsaandoeningen kan de oorzaak zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Het lijden van de patiënt moet zijn oorzaak vinden in een medische aandoening, die zowel somatisch als psychiatrisch van aard kan zijn. Het hoeft het niet te gaan om één overheersend medisch probleem. Het lijden van de patiënt kan ook het gevolg zijn van een stapeling van grotere en kleinere gezondheidsproblemen. De optelsom van medische problemen kan, in samenhang met de ziektegeschiedenis, de biografie, de persoonlijkheid, het waardepatroon en de draagkracht van de patiënt, een lijden doen ontstaan dat voor de patiënt ondraaglijk is.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.