Oordeel 2018-66, zorgvuldig, huisarts, stapeling van ouderdomsaandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek
Geen voltooid leven volgens psychiater
De onafhankelijke psychiater was van mening dat het om een stapeling van ouderdomsaandoeningen ging en niet om een voltooid leven zoals de consulent de grondslag van het lijden duidde.
Feiten en omstandigheden
Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:
a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven
Bij patiënte, een vrouw van 90 jaar en ouder, was sprake van verschillende aandoeningen. Patiënte kampte met veel pijn na totale heupprothese vijftien jaar voor het overlijden. Ook was haar mobiliteit, mede vanwege instabiliteit in de linkerknie, beperkter geworden. Tevens was bij patiënte sprake van heftige buikklachten. Vermoedelijk had zij twee jaar voor het overlijden een diverticulitis doorgemaakt.
Een jaar voor het overlijden onderging zij een galblaasoperatie wegens galstenen. In het laatste jaar voor het overlijden was patiënte flink afgevallen. Een half jaar voor het overlijden werd patiënte opgenomen in het ziekenhuis na hevige buikkrampen. Op vermoeden van opnieuw galstenen vond ERCP plaats. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.
Het lijden van patiënte bestond uit toenemende lichamelijke achteruitgang, algehele ernstige vermoeidheid, buikklachten, pijn bij het lopen, staan, liggen en zitten, beperkte mobiliteit en krachtverlies. Zij was zeer slecht ter been. Door haar toenemende beperkingen was zij aan huis gekluisterd geraakt. Er was voorts sprake van eenzaamheid ondanks het feit dat er dagelijks vriendinnen bij haar langs kwamen.
Zij leed onder de toenemende beperkingen en het verlies van haar zelfstandigheid. Iedere dag leven was voor haar een dag teveel. Zij had een grote angst om te vallen, en in een verpleeghuis te eindigen. Dat wilde zij absoluut niet.
Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënte aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënte voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
b. Verzoek tot levensbeëindiging
Patiënte had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Ruim acht maanden voor het overlijden heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënte heeft haar verzoek hierna vele malen herhaald en intensief besproken met de arts. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.
c. Consultatie
De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënte ongeveer drie maanden voor de levensbeëindiging nadat hij door de arts over patiënte was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie.
De consulent gaf in zijn verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënte. Het geheel maakte op de consulent de indruk van “klaar-met-leven” problematiek. De consulent achtte het lijden van patiënte niet uitzichtloos. In zijn verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënte tot de conclusie dat niet aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Naar zijn mening 'waren er onvoldoende onderbouwde zorgvuldigheidscriteria om een euthanasie uit te kunnen voeren'.
De consulent stelde dat psychiatrisch onderzoek naar een onderliggende depressie of persoonlijkheidsstoornis wellicht meer inzicht zou kunnen geven. Mogelijk waren er behandelalternatieven om het lijden voor patiënte draaglijker te maken.
Op advies van de consulent heeft de arts ongeveer acht weken voor het overlijden een onafhankelijk psychiater geraadpleegd. De psychiater stelde dat sprake was van een stapeling van ouderdomsklachten en ondraaglijk verder onbehandelbaar lijden. De psychiater achtte patiënte wilsbekwaam ten aanzien van haar euthanasieverzoek en stelde dat patiënte uitzichtloos leed en dat er geen behandelalternatieven voorhanden waren.
d. Uitvoering
De arts heeft de hulp bij zelfdoding uitgevoerd door aanreiking van een drank met 15 gram fenobarbital, die patiënte opdronk.
Beoordeling
De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.
Ten aanzien van het vrijwillig en weloverwogen verzoek overweegt de commissie dat de arts uiterst zorgvuldig te werk is gegaan. Sinds patiënte een concreet verzoek om levensbeëindiging aan hem heeft gedaan, heeft hij zeer vaak en intensief met haar over haar verzoek gesproken. Gelet hierop is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van patiënte.
Ten aanzien van het uitzichtloos en ondraaglijk lijden overweegt de commissie dat in het geval er bij een patiënt sprake is van een stapeling van ouderdomsaandoeningen, deze stapeling de oorzaak kan zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De optelsom van een of meer van deze aandoeningen en daarmee samenhangende klachten kan een lijden doen ontstaan dat in samenhang met de ziektegeschiedenis, de biografie, de persoonlijkheid, het waardepatroon en de draagkracht van de patiënt door déze patiënt als uitzichtloos en ondraaglijk kan worden ervaren.
De commissie is op basis van de door de arts overgelegde gegevens van oordeel dat de arts in het onderhavige geval ervan overtuigd kon zijn dat patiënte uitzichtloos en ondraaglijk leed als gevolg van deze stapeling.
De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de hulp bij zelfdoding medisch zorgvuldig uitgevoerd.
Beslissing
De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.