Oordeel 2016-20 V, huisarts, combinatie van aandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden
Patiënte, een vrouw van 80-90 jaar, was blind en vrijwel doof. Zij was de laatste jaren geheel afhankelijk geworden van haar echtgenoot en geïsoleerd geraakt. In haar wilsverklaring had zij aangegeven dat zij euthanasie wilde, wanneer haar echtgenoot mocht wegvallen of niet meer voor haar kon zorgen. Het laatste half jaar heeft zij meerdere keren met de arts over euthanasie gesproken.
Op het moment dat haar echtgenoot, die aan terminale nierinsufficïëntie leed, aan zijn arts om euthanasie had gevraagd, heeft patiënte aan haar arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. De arts was overtuigd van het ondraaglijk en uitzichtloos lijden van patiënte.