Oordeel 2014-35, arts, dementie / alzheimer, vrijwillig en weloverwogen verzoek, consultatie
Patiënte, een vrouw van 70–80 jaar, leed aan de ziekte van Alzheimer. De arts was vanaf de diagnose met patiënte over euthanasie in gesprek geweest. Patiënte beschikte over een gedetailleerde en geactualiseerde schriftelijke wilsverklaring met een dementieclausule. Zij kon tot op het laatst haar euthanasieverzoek – al dan niet verbaal – aan de arts kenbaar maken. Het lijden dat de arts bij patiënte zag kwam overeen met hetgeen zij eerder mondeling en in de schriftelijke wilsverklaring als ondraaglijk had aangemerkt. Patiënte kon tegenover de consulent haar verzoek niet mondeling kenbaar maken, maar de consulent mocht afgaan op de schriftelijke wilsverklaring. De arts kon tot de overtuiging komen dat sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden.