Oordeel 2014-48a en 48b, arts, kanker, dementie / alzheimer, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, consultatie
Twee echtgenoten verzochten om gelijktijdige levensbeëindiging. Patiënte, een vrouw van 60-70 jaar, had een sigmoidcarcinoom. Zij leed onder meer onder heftige buikkrampen, aftakeling en toenemende afhankelijkheid. Patiënt, een man van 70-80 jaar, had de ziekte van Alzheimer. Hij was vrijwel volkomen afhankelijk van zijn echtgenote. Zij waren altijd samen geweest en erg op elkaar aangewezen.
Gelet op de levensgeschiedenis van patiënt, de nauwe relatie met zijn echtgenote en het ontbreken van een eigen sociaal netwerk, kon de arts tot de overtuiging komen dat voor patiënt (het vooruitzicht van) een leven, waarin hij voor haar lichamelijke verzorging afhankelijk zou zijn van anderen, waarschijnlijk in een verpleeghuis, uitzichtloos en ondraaglijk lijden betekende. Dit lijden kon in overwegende mate worden toegeschreven aan een medisch classificeerbare aandoening.
De arts raadpleegde in het geval van patiënte twee consulenten. De eerste consulent concludeerde dat bij patiënte sprake was van tunnelvisie gericht op het samen met haar echtgenoot sterven op dezelfde dag. Hierdoor was haar zicht op een redelijke andere oplossing beperkt. Volgens deze consulent was niet aan de zorgvuldigheidseisen voldaan. De tweede consulent bezocht patiënte een week later en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. De arts heeft duidelijk onderbouwd waarom hij het niet eens was met de aanbevelingen van de eerste consulent en aannemelijk gemaakt dat voor patiënte geen redelijke behandelalternatieven aanwezig waren.
Het betreft hier twee afzonderlijke meldingen, die apart door de commissie zijn beoordeeld. Beide oordelen worden hier weergegeven.