Oordeel 2019-56, zorgvuldig, huisarts, overige aandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden

Bijzondere aandoening

De bijzondere aandoening bij deze patiënte geeft een ondraaglijk en uitzichtloos lijden en is reden voor een euthanasievraag

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Bij patiënte, een vrouw van 50-60 jaar, werd twaalf jaar voor het overlijden Cerebrale Autosomaal Dominante Arteriopathie met Subcorticale Infarcten en Leukoencefalopathie (CADASIL) geconstateerd. Door deze vrij onbekende erfelijke aandoening hopen verkeerde eiwitten in de vaatwanden op, waardoor de bloedstroom naar de hersenen verstoord wordt. Dit kan onder andere CVA's, TIA's en dementie veroorzaken.

Bijna zes jaar voor het overlijden had patiënte een CVA doorgemaakt met als restverschijnselen hemianopsie links en een status epilepticus waarvoor zij werd opgenomen in een ziekenhuis. Ten tijde van de ziekenhuisopname werd zij wederom door een CVA getroffen, waarna zij geen revalidatie wenste. Van deze twee CVA's was patiënte goed hersteld.

Vervolgens had zij ruim drieënhalf jaar voor het overlijden opnieuw een CVA doorgemaakt. Dit keer in het corticaal stroomgebied met als restverschijnselen gezichtsblindheid en overprikkeling voor licht en geluid, waarvoor zij werd behandeld.

Ruim een half jaar voor het overlijden had een onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde patiënte, op verzoek van de arts, onderzocht om na te gaan op welke wijze zij goed ondersteund zou kunnen worden. De specialist ouderengeneeskunde stelde vast dat er geen aanwijzingen waren voor dementie en stelde begeleiding door een NAH (Niet Aangeboren Hersenletsel)-coach voor en enkele ADL-aanpassingen. Genezing van de aandoening is niet mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Het lijden van patiënte bestond uit forse continue vermoeidheid, het verlies van energie en overgevoeligheid voor alle soorten prikkels. Tevens kampte zij met progressief functieverlies op alle terreinen. Patiënte, die altijd een zelfstandige vrouw was geweest, was tot niets meer in staat en was volledig afhankelijk van de zorg van anderen geworden, hetgeen zij als ondraaglijk ervoer. Zij was niet meer in staat de dingen te doen die voor haar het leven zinvol maakten. Zij leed onder de uitzichtloosheid van haar situatie en de angst voor dementie. Patiënte was volledig uitgeput en wilde een verdere aftakeling niet meemaken.

Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënte aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënte voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënte had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Vijf weken voor het overlijden heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Nadien heeft zij haar verzoek tegenover de arts meerdere malen herhaald. Volgens de arts was patiënte wilsbekwaam ten aanzien van haar euthanasieverzoek. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënte twee weken voor de levensbeëindiging nadat zij door de arts over patiënte was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie. De consulent gaf in haar verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënte. Volgens de consulent was patiënte wilsbekwaam ten aanzien van haar verzoek tot euthanasie. In haar verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënte tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënte en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk haar oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.