Oordeel 2019-28, zorgvuldig, medisch specialist, overige aandoeningen, zorgvuldigheidseisen algemeen
Euthanasieverzoek uitgesteld, euthanasieprocedure opnieuw opgestart
Nadat patiënte, die de euthanasieprocedure om persoonlijke reden enkele weken had uitgesteld, een concreet verzoek uitte, gaf de arts aan dat hij de euthanasieprocedure opnieuw wilde doorlopen. Hij bezocht patiënte opnieuw enkele keren en hij nam opnieuw contact op met de geraadpleegde deskundige specialist ouderengeneeskunde.
Feiten en omstandigheden
Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:
a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven
Bij patiënte, een vrouw van 50-60 jaar, had langer dan 7 jaar voor het overlijden chronische pijnklachten. Zij had chronische pijnen in gezicht en mond na een totale thyreoïdectomie en parathyreoidectomie (wegnemen schildklier en bijschildklier) als gevolg van een primaire hyperparathyreoidie (PHT, te snelle werking van de bijschildklier) bij refractaire hypercalciëmie (te hoge calciumspiegel in het bloed). Daarnaast was patiënte verminderd mobiel als gevolg van aangeboren klompvoeten.
Gezien de langdurige ziektegeschiedenis en alle mogelijke ingezette behandelinterventies, waaronder een SOLK-traject en uitvoerig gebruik van pijnmedicatie waar patiënte volop aan mee had gewerkt maar geen baat bij had gehad, was volgens de verschillende behandelende specialisten geen verbetering bij deze ernstige medische problematiek meer mogelijk.
Het lijden van patiënte bestond uit chronische, hevige pijn in gezicht en mond (VAS 9), vooral aan de laterale zijde van de tong, rondom de tanden, in de keel en aan de lippen. Daarbij had zij last van een droge mond, nare smaaksensaties, ademhalingsproblemen met een hoorbare ademhaling en stemverandering en stijve kauwspieren. Zij sliep slecht en had een laag energieniveau. Zij leed onder voortdurende vermoeidheid en de uitzichtloosheid van de situatie.
Zij was steeds minder in staat om haar sociale contacten te onderhouden. Ze kon geen normaal leven meer leiden en kon haar dagen nauwelijks zinvolle invulling meer geven. Patiënte was altijd hulpvaardig geweest. Nu was zij tot steeds minder in staat. Zij ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was.
De door de arts geraadpleegde onafhankelijke ouderenpsychiater die patiënte tien maanden voor de levensbeëindiging bezocht, zag geen behandelmogelijkheden, noch indicaties voor een specifieke therapie waarvan verwacht kon worden dat de lijdensdruk van patiënte zou verminderen.
Na enkele bezoeken van de arts aan patiënte wilde zij de uitvoering van de levensbeëindiging uitstellen vanwege familieomstandigheden. Toen haar verzoek na enkele maanden weer actueel werd, werd patiënte op aanraden van de eerder genoemde onafhankelijke ouderenpsychiater gezien door een psycholoog. De psycholoog zag geen psychiatrische aandoeningen bij patiënte.
Er waren geen voor patiënte aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënte voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
b. Verzoek tot levensbeëindiging
Patiënte had eerder met haar huisarts over euthanasie gesproken. De huisarts vond het verzoek te complex. Patiënte wendde zich tot de SLK.
Een kleine twee jaar voor het overlijden sprak de arts voor het eerst met patiënte. Patiënte vroeg de arts meteen om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging. Bij elk bezoek herhaalde zij haar wens.
Patiënte had een helder bewustzijn, sprak coherent en was niet depressief. Zij wilde waardig sterven. De door de arts geraadpleegde onafhankelijke ouderenpsychiater die patiënte tien maanden voor het overlijden bezocht, kwam tot de conclusie dat patiënte volledig vrijwillig en weloverwogen tot haar verzoek was gekomen.
Vervolgens stelde patiënte de inwilliging van haar verzoek enkele maanden uit. Toen het verzoek van patiënte weer actueel werd, nam de arts contact op met de eerder geraadpleegde onafhankelijke ouderenpsychiater. Volgens de onafhankelijke ouderenpsychiater was patiënte, een maand voor de levensbeëindiging onverminderd wilsbekwaam. Ook de behandelende psychiater vond haar volledig wilsbekwaam. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.
c. Consultatie
De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënte ongeveer anderhalve week voor de levensbeëindiging nadat hij door de arts over patiënte was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie.
De consulent gaf in zijn verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënte. De consulent beoordeelde patiënte als wilsbekwaam. In zijn verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënte tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
d. Uitvoering
De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
Beoordeling
De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.
De commissie merkt op dat de arts zeer behoedzaam te werk is gegaan. Na vier bezoeken aan patiënte was de arts ervan overtuigd, mede gezien de bevindingen van de onafhankelijke ouderenpsychiater, dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan en wilde hij een SCEN-consulent raadplegen. Patiënte wilde echter de uitvoering van de levensbeëindiging uitstellen.
Toen haar verzoek na enkele maanden weer actueel werd, heeft de arts het hele euthanasietraject opnieuw gestart. Hij heeft patiënte vijf maal bezocht, hij vroeg de onafhankelijke ouderenpsychiater om opnieuw de wilsbekwaamheid van patiënte te beoordelen en hij vroeg, op advies van deze psychiater, om een psycholoog de mogelijke behandelopties te laten bekijken.
Op grond van alle bevindingen, feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënte en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.
Beslissing
De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.