Oordeel 2024-007, zorgvuldig, huisarts, duo-euthanasie, combinatie van aandoeningen, raadplegen onafhankelijke arts.

De arts heeft ten minste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid onder e, Wtl.

Deze patiënt wilde gelijktijdig met zijn echtgenote overlijden. Wanneer daarvan sprake is wordt dit duo-euthanasie genoemd. In zulke gevallen is het van belang dat de arts voor beide patiënten een andere (SCEN-)consulent consulteert. De arts raadpleegde de (SCEN-) consulent en deze sprak uitgebreid met de patiënt. De (SCEN-)consulent was op het moment dat hij met de patiënt sprak nog niet op de hoogte van het medische dossier van de echtgenote van patiënt. De consulent kwam ten aanzien van patiënt tot de conclusie dat werd voldaan aan de zorgvuldigheidseisen, alvorens hij een oordeel had gevormd over de situatie van de echtgenote van patiënt. De consulent had het SCEN-verslag van patiënt afgerond en voorzien van een dagtekening, voordat hij een week later het gesprek met de echtgenote van patiënt voerde. De commissie ziet hierin aanleiding om te concluderen dat de consulent het euthanasieverzoek van patiënt afzonderlijk en dus onafhankelijk heeft kunnen beoordelen. De beoordeling van het euthanasieverzoek van patiënt stond dusdanig op zichzelf, dat de betrokkenheid van de consulent bij het euthanasieverzoek van de echtgenote van patiënt hierop niet van invloed was.

 

Introductie van de casus

Bij patiënt, een man van tussen 90-100 jaar, was sprake van een fors plaveiselcelcarcinoom op het hoofd. Ook leed patiënt aan een urotheelcelcarcinoom. Daarnaast was patiënt bekend met slechtziendheid, benauwdheid en was hij verminderd mobiel, waardoor hij vaak viel.

Het lijden van patiënt bestond uit pijn, maar ook uit vermoeidheid en algeheel verlies van autonomie en krachten. Patiënt maakte meerdere heftige bloedingen door. Hij kwam zijn huis niet meer uit en viel regelmatig. Zijn gezondheid ging snel fors achteruit. Patiënt was een erg autonome en zelfstandige man. Hij leed onder het gebrek aan perspectief. Hij wilde niet verder aftakelen en nog afhankelijker worden van zorg door anderen.

Patiënt heeft overwogen om te stoppen met eten en drinken om het levenseinde te bespoedigen, maar vreesde een lijdensweg. Hij wilde graag op een waardige wijze afscheid van het leven en zijn naasten nemen en koos daarom voor euthanasie.

Patiënt had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Hij gaf aan gelijktijdig met zijn echtgenote, die eveneens ernstig ziek was, te willen overlijden. Zes maanden voor het overlijden sprak hij met zijn echtgenote en met de arts over de uitvoering. Patiënt en zijn echtgenote waren het toen niet eens over de definitieve datum. Door de snelle achteruitgang wilde patiënt zo snel mogelijk euthanasie. Ongeveer drie maanden voor het overlijden heeft patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht.

De arts raadpleegde een consulent. Deze had zes jaar eerder een consult bij patiënt afgelegd. De consulent overwoog hierover in het SCEN-verslag en achtte zichzelf voldoende onafhankelijk en vrij om het consult af te leggen. De consulent bezocht patiënt en zijn echtgenote ruim drie weken voor de levensbeëindiging.

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

Het toetsingskader in het algemeen

In artikel 2, eerste lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: Wtl) staan de zes zorgvuldigheidseisen waaraan de arts moet voldoen wanneer hij levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding toepast. De tekst van artikel 2, eerste lid, Wtl is hier te vinden. 

Het toetsingskader toegespitst op de casus

In de onderhavige melding is sprake van een patiënt die tegelijkertijd met zijn echtgenote verzocht om euthanasie. In deze gevallen dient voor beide echtelieden afzonderlijk een onafhankelijke arts geraadpleegd te worden die een schriftelijk oordeel geeft over de zorgvuldigheidseisen a t/m d. Dat is in deze melding niet gebeurd. Om die reden zal de commissie dan ook nader overwegen met betrekking tot de zorgvuldigheidseis inzake de raadpleging van ten minste één onafhankelijke arts (artikel 2, eerste lid onder e, WTL).

Overwegingen

Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier, de antwoorden op de schriftelijke vragen en de mondelinge toelichting, voor zover relevant, overweegt de commissie als volgt. 

Ten minste één andere, onafhankelijk arts geraadpleegd
De arts behoort voorafgaand aan het uitvoeren van de euthanasie tenminste één andere, onafhankelijke arts te raadplegen, die de patiënt ziet en beoordeelt of is voldaan aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen a tot en met d (zie EuthanasieCode 2022, pagina 30). De wet spreekt met betrekking tot de consulent van een ‘onafhankelijke arts’. Onafhankelijkheid betekent in deze context dat de consulent in staat is een eigen oordeel te geven. Daarbij gaat het om onafhankelijkheid ten opzichte van zowel de arts als de patiënt. Daarom is het van belang dat de consulent en de arts in hun verslagen ingaan op hun onderlinge relatie en dat de consulent in zijn verslag ingaat op zijn relatie met de patiënt (zie EuthanasieCode 2022, pagina 32).

Soms komt het voor dat twee partners tegelijkertijd een euthanasieverzoek doen. Als artsen daaraan tegemoetkomen, noemt men dit ‘duo-euthanasie’. De commissies verwachten dat de arts of artsen in zo’n geval voor ieder van de partners een andere consulent raadplegen. Dit is nodig om te waarborgen dat beide verzoeken om euthanasie afzonderlijk worden beoordeeld. Een afzonderlijke beoordeling borgt een onafhankelijke beoordeling. De consulent kan niet onafhankelijk worden beschouwd ten opzichte van een patiënt als er druk kan ontstaan om het verzoek van de patiënt te beoordelen in overeenstemming met de beoordeling van het verzoek van de partner.

Beide consulenten moeten zich er voorts van vergewissen, dat er geen druk bestaat van de ene partner op (het euthanasieverzoek van) de andere partner (zie EuthanasieCode 2022, pagina 33).

Overwegingen van de commissie
Na eerste bestudering van de stukken was het de commissie opgevallen dat voor beide echtelieden slechts één consulent was geraadpleegd.  Om meer duidelijkheid te verkrijgen heeft de commissie aan de arts enkele vragen voorgelegd en heeft de commissie de arts en de consulent uitgenodigd voor het geven van een mondelinge toelichting tijdens de commissievergadering.

De arts verklaarde tijdens de mondelinge toelichting dat beide echtelieden zes maanden voor het overlijden het euthanasieverzoek bij de arts naar voren brachten. Het was de arts duidelijk dat patiënt aan de zorgvuldigheidseisen voldeed, maar voor het verzoek van zijn echtgenote had zij meer tijd nodig om zich ervan te overtuigen dat ook dit verzoek aan de zorgvuldigheidseisen voldeed. De echtgenote wilde echter de zomer nog afwachten en patiënt gaf aan samen met zijn echtgenote te willen overlijden. Ongeveer anderhalve maand voor het overlijden werd het euthanasieverzoek van beiden concreet.

In het eerste telefonisch contact met de consulent maakte de arts kenbaar dat er sprake was van een duo-euthanasie en dat beide patiënten beoordeeld dienden te worden. Aangezien de arts aanvankelijk zelf twijfels had over de consistentie van het verzoek van de echtgenote van patiënt had zij zes maanden nodig om toe te leven naar dit euthanasieverzoek. Dit kwam onder meer doordat de echtgenote van patiënt zich bij reguliere afspraken sterker voordeed dan ze feitelijk was. De arts besprak met de consulent haar aanvankelijke twijfels omdat ze zich afvroeg of de consulent in één gesprek overtuigd zou kunnen raken dat het verzoek van de echtgenote van patiënt voldeed aan de zorgvuldigheidseisen.

Zowel de arts als de consulent waren niet op de hoogte van de tekst uit de EuthanasieCode 2022 dat in geval van een duo-euthanasie voor beide echtelieden een afzonderlijke consulent dient te worden geraadpleegd.

De consulent gaf tijdens de mondelinge toelichting aan dat beide echtelieden in de woonkamer aanwezig waren tijdens de consultatie. Wel sprak hij beide echtelieden apart. De echtgenote van patiënt vertrok naar de keuken ten tijde van een gedeelte van het gesprek met patiënt.

Oordeel van de commissie
De commissie constateert dat de EuthanasieCode 2022 op dit punt helder is en van de arts wordt verwacht dat zij voor ieder van de echtelieden een andere consulent raadpleegt. De commissie is echter van oordeel dat door de hierboven geschetste bijzondere omstandigheden toch kan worden gesproken van de raadpleging van ten minste één andere, onafhankelijke arts, die patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De commissie overweegt hiertoe als volgt.

Hoewel de consulent bij het contact met de arts op de hoogte was van het euthanasieverzoek van beide echtelieden, heeft dit volgens de commissie geen gevolgen gehad voor de onafhankelijkheid van de consulent ten aanzien van het verzoek van patiënt. Indien er sprake is van een duo-euthanasie informeert de arts de consulent namelijk altijd over dit gegeven, ook in geval er twee afzonderlijke consulenten worden geraadpleegd. Dit waarborgt de toets van de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek.

De consulent gaf in zijn mondelinge toelichting nadrukkelijk aan dat hij het eerste gesprek was ingegaan om uitsluitend patiënt te beoordelen. De consulent was op het moment dat hij met patiënt sprak namelijk nog niet op de hoogte van het medische dossier van de echtgenote van patiënt en had met de arts met name gesproken over de twijfels die bij haar leefden ten aanzien van de echtgenote. De consulent kwam ten aanzien van patiënt tot de conclusie dat werd voldaan aan de zorgvuldigheidseisen, alvorens hij een oordeel had gevormd over de situatie van de echtgenote van patiënt. De consulent had het SCEN-verslag van patiënt afgerond en voorzien van een dagtekening, voordat hij een week later het gesprek met de echtgenote van patiënt voerde. De commissie ziet hierin aanleiding om te concluderen dat de consulent het euthanasieverzoek van patiënt afzonderlijk en dus onafhankelijk heeft kunnen beoordelen. De beoordeling van het euthanasieverzoek van patiënt stond dusdanig op zichzelf, dat de betrokkenheid van de consulent bij het euthanasieverzoek van de echtgenote van patiënt hierop niet van invloed was.

De commissie is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat de arts heeft voldaan aan het vereiste van het raadplegen van ten minste één andere, onafhankelijke arts, die patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen.

Overige zorgvuldigheidseisen
Na het bestuderen van het dossier is de commissie tot de conclusie gekomen dat ook aan de overige zorgvuldigheidseisen is voldaan en dat die geen nadere motivering behoeven. De commissie is van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van patiënt en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts kon met patiënt tot de overtuiging komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, Wtl.