Oordeel 2023-005, zorgvuldig, NVO-melding, longaandoening, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd.
Patiënt leed ondraaglijk als gevolg van COPD en hij verzocht gelijktijdig met zijn partner om euthanasie. In dergelijke meldingen (ook wel duo-euthanasie genoemd) wordt door de commissie expliciet onderzocht of er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek en of voor beide partners afzonderlijk een onafhankelijk arts is geraadpleegd.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, tussen de 70 en 80 jaar, werd acht jaar voor het overlijden COPD vastgesteld. Patiënt moest door zijn ziekte steeds meer inleveren. Zo moest hij in een gesprek meermaals stoppen met praten om op adem te kunnen komen. Daarnaast had patiënt last van longaanvallen, had hij continu pijn op de borst en was hij met elke geringe vorm van inspanning benauwd. Patiënt zat ’s nachts op de rand van zijn bed vanwege de benauwdheid. Hij had het gevoel met een plastic zak op het hoofd door een rietje te moeten ademen. Patiënt ervoer zijn lijden als ondraaglijk.
Patiënt en zijn partner wilden gelijktijdig door euthanasie overlijden. De huisarts van beide partners was voornemens de levensbeëindiging van beide echtelieden uit te voeren. Na informatie te hebben ingewonnen bij de juridische helpdesk van de KNMG werd haar echter afgeraden de euthanasie door dezelfde arts uit te laten voeren. De huisarts volgde dit advies op en vroeg de arts, een collega huisarts, het euthanasieverzoek van patiënt over te nemen. De commissie merkt terzijde op dat de EuthanasieCode2022 niet voorschrijft dat de uitvoering door twee artsen dient te geschieden.
De arts voerde meerdere gesprekken met patiënt en hij verzocht de arts telkens over te gaan tot levensbeëindiging. De arts stelde vast dat patiënt bewust was van de strekking en gevolgen van zijn verzoek. Zij was er ook van overtuigd dat het verzoek van patiënt niet werd beïnvloed of ingegeven door de (situatie van de) partner. Patiënt gaf aan slechts vast te houden aan het leven, ondanks zijn lijden, om zijn vrouw in haar ziekteproces tot steun te kunnen zijn. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënt geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënt voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts raadpleegde vervolgens een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Deze consulent was niet betrokken bij het verzoek van de partner van patiënt. Zij bezocht patiënt vijf dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Daarbij overwoog de consulent expliciet dat het verzoek van patiënt niet was beïnvloed door anderen en voortkwam uit zijn eigen fysieke situatie.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021. Deze uitvoering vond gelijktijdig plaats met de uitvoering van de partner van patiënt door de huisarts.
In het geval partners gelijktijdig een verzoek tot uitvoering van euthanasie doen en indien op beide verzoeken wordt ingegaan, moet vaststaan dat het verzoek van de ene partner niet oneigenlijk is beïnvloed of is ingegeven door dat van de andere partner. Daarom moet komen vast te staan dat elk van beide verzoeken vrijwillig en weloverwogen is gedaan. Indien een arts besluit, of twee verschillende artsen besluiten, om in te gaan op de euthanasieverzoeken van twee partners, verwachten de commissies dat de arts of artsen in zo’n geval voor ieder van de partners een andere consulent raadpleegt/raadplegen. Deze werkwijze waarborgt dat iedere casus afzonderlijk wordt beoordeeld en alle schijn van niet-onafhankelijkheid bij de beoordeling wordt voorkomen. Beide consulenten moeten zich ervan vergewissen, dat er geen oneigenlijk druk bestaat van de ene partner op (het euthanasieverzoek van) de andere partner (EuthanasieCode 2022, pagina 33).
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.