Oordeel 2016-20 M, huisarts, combinatie van aandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden
Patiënt, een man van 90-100 jaar, leed -onder meer- aan terminale nierinsufficëntie. Hij had steeds meer moeite met de algemene dagelijkse levensverrichtingen. Zijn echtgenote was blind en vrijwel doof en geheel afhankelijk van patiënt. Patiënt had tegenover de arts aangegeven dat hij euthanasie wilde als hij de zorg voor zijn echtgenote niet meer aan zou kunnen en hij zou weten dat hij zelf, en daardoor ook zijn echtgenote, afhankelijk van derden zou worden.
Op het moment dat deze situatie zich voordeed vroeg patiënt om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging. De arts was overtuigd van het ondraaglijk en uitzichtloos lijden van patiënt.