Oordeel 2020-147, zorgvuldig, arts, combinatie van aandoeningen, onafhankelijke arts geraadpleegd
Houdbaarheidsduur consulentenverslag.
Eerste arts heeft zich moeten terugtrekken. Deze arts had drie gesprekken met patiënte gevoerd en de inhoud van die gesprekken schriftelijk vastgelegd. De door haar geraadpleegde onafhankelijke consulent, die patiënte anderhalve maand voor het overlijden had bezocht, kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Na het terugtrekken van de eerste arts, heeft de arts de behandeling van het euthanasieverzoek op zich genomen. Zich baserend op zijn eigen bevindingen, de inhoud van de gesprekken die zijn collega met patiënte voerde alsmede haar bevindingen en op de inhoud van het consulentenverslag en het gesprek met de consulent oordeelde de arts dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
Introductie van de casus
Bij patiënte, een vrouw van 80-90 jaar, deden zich in de tien jaar voor haar overlijden enkele TIA's voor, met algehele vermoeidheid en krachtverlies aan de linkerzijde van haar lichaam tot gevolg. Voorts was sprake van een heupextirpatie links, waarna een Girdlestone-situatie ontstaan was. Sedert enkele jaren was patiënte blind geworden aan haar linkeroog en was het zicht in het rechteroog sterk achteruitgegaan. Ook was zij slechthorend.
Patiënte leed onder de invloed die de beperkingen hadden op haar leven. Zij kon zichzelf niet verplaatsen en moest geregeld om hulp vragen. Het feit dat haar dagritme geheel volgens een door derden bepaald schema verliep, stond tot haar grote ongenoegen in een sterk contrast met het actieve en zelfstandige leven dat zij had geleid. In voorkomende gevallen waarin zij de energie had iets te ondernemen, werd patiënte eens te meer met die onvrijheid geconfronteerd. Bij de andere bewoners van het verzorgingshuis waar patiënte verbleef had zij voorts geen aansluiting. Deze toestand en de wetenschap dat er geen zicht was op enige verbetering van haar situatie, maakten het lijden van patiënte ondraaglijk.
Circa tweeënhalve maand voor haar overlijden verzocht patiënte de eerste arts tot wie zij zich had gericht om daadwerkelijke uitvoering van de vrijwillige levensbeëindiging. Nadien persisteerde zij in dit verzoek, ook tegenover de arts die de euthanasie uitvoerde.
De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
Het toetsingskader in het algemeen
In artikel 2, eerste lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: WTL) staan de zes zorgvuldigheidseisen waaraan de arts moet voldoen, wanneer hij levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding toepast. De tekst van artikel 2, eerste lid, van de WTL is hier te vinden.
Het toetsingskader toegespitst op de casus
De arts behoort voorafgaand aan de uitvoering van de euthanasie ten minste één andere, onafhankelijke arts te raadplegen, die de patiënt ziet en beoordeelt of is voldaan aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen a tot en met d, genoemd in het eerste lid, van artikel 2 Wtl.
De geraadpleegde consulent geeft een onafhankelijk oordeel over de vraag of hij vindt dat aan de eerste vier zorgvuldigheidseisen (a tot en met d) is voldaan en doet daarvan schriftelijk verslag aan de arts. Dit consult is bedoeld om een zo zorgvuldig mogelijk besluitvormingsproces van de arts te bevorderen. Het helpt de arts na te gaan of aan alle zorgvuldigheidseisen is voldaan.
Met betrekking tot de aanvrager vermeldt de EuthanasieCode dat de commissie eraan hecht dat de uitvoerend arts het consult aanvraagt. Indien daarvan wordt afgeweken, verwacht de commissie dat de arts dit toelicht in zijn verslag.
Met betrekking tot de 'houdbaarheidsduur' van het consulentenverslag staat in de EuthanasieCode2018 dat daarover in de wet niets overwogen is. In het algemeen kan worden gesteld dat het verslag van toepassing blijft zolang de omstandigheden van de patiënt niet wezenlijk veranderen en het ziekteproces verloopt zoals verwacht. Daarbij zal het vaker gaan om dagen of weken dan om maanden. Naarmate de termijn tussen het bezoek van de consulent en de uitvoering van de euthanasie langer is, ligt een nieuw contact tussen arts en consulent meer voor de hand, en zal het uitblijven daarvan bij de commissies vragen oproepen. Soms zal de consulent de patiënt een tweede keer moeten bezoeken. Soms zal met een telefonisch contact tussen arts en consulent, dan wel tussen consulent en patiënt, kunnen worden volstaan. Precieze normen hiervoor zijn niet te geven. Dit is ter beoordeling van de arts, in het licht van de eerdere bevindingen van de consulent en de ontwikkelingen die zich nadien met betrekking tot de patiënt voordoen. De arts zal dit zo nodig wel aan de commissie moeten kunnen uitleggen.
In deze casus zijn de volgende feiten van belang. Omdat de huisarts van patiënte geen uitvoering kon geven aan haar euthanasieverzoek, werd contact gezocht met het Expertisecentrum Euthanasie. In het modelverslag is door de arts vermeld dat zijn collega die zich eerst over het verzoek van patiënte had ontfermd, vanwege met de corona-epidemie samenhangende gezondheidsrisico's zich had moeten terugtrekken. Deze collega had eerder drie gesprekken met patiënte gevoerd en de inhoud van die gesprekken schriftelijk vastgelegd. Ook had zij de scen-arts benaderd, door wie patiënte circa anderhalve maand voor haar overlijden werd bezocht. Naar het oordeel van de scen-arts was aan de te zijner beoordeling staande zorgvuldigheidseisen voldaan.
Na het terugtrekken van zijn collega, heeft de arts de behandeling van het euthanasieverzoek op zich genomen. De arts heeft patiënte daartoe elf dagen voor haar overlijden bezocht.
Overwegingen
Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier en voor zover relevant overweegt de commissie als volgt.
Zorgvuldigheidseis consultatie door een onafhankelijke arts
De arts heeft zich op de hoogte gesteld van de bevindingen van de scen-arts, met wie hij in contact trad en ten opzichte van wie hij zich onafhankelijk achtte. De scen-arts heeft in een twee weken voor het overlijden opgemaakt addendum vermeld dat hij geheel akkoord was met de uitvoering van de euthanasie door de arts.
Zich baserend op zijn eigen bevindingen, de inhoud van de gesprekken die zijn collega met patiënte voerde alsmede haar bevindingen en op de inhoud van het scen-verslag, oordeelde de arts dat aan de in artikel 2, eerste lid, onder a tot en met d van de Wtl genoemde zorgvuldigheidseisen werd voldaan. Naar het oordeel van de commissie kon de arts in redelijkheid tot die conclusie komen.
Voorts is de commissie van oordeel dat met de door de arts gevolgde werkwijze ook aan de onder e genoemde zorgvuldigheidseis - het raadplegen van tenminste één onafhankelijk arts - is voldaan. De arts heeft immers kennisgenomen van het door de scen-arts opgemaakte verslag en heeft zich ook in contact met hem gesteld toen hij de behandeling van het euthanasieverzoek op zich nam. Bij de waardering van het scen-verslag heeft hij voorts de bevindingen van zijn collega betrokken.
Ten aanzien van de tijd die verstreek tussen het scen-consult en de daadwerkelijke uitvoering is de commissie van oordeel dat die periode van ruim zes weken in dit geval niet zo lang was dat het scen-consult daardoor aan waarde had ingeboet. De situatie van patiënte was ten tijde van de daadwerkelijke uitvoering van de vrijwillige levensbeëindiging immers niet wezenlijk veranderd sedert het bezoek van de scen-arts. Ook werd de scen-arts medegedeeld dat de arts de behandeling van het euthanasieverzoek overgenomen had, hetgeen kennelijk geen aanleiding gaf tot het nogmaals afleggen van een bezoek. Bovendien stelde patiënte de uitvoering uit omwille van in haar persoonlijke sfeer gelegen omstandigheden, hetgeen ook geen aanleiding gaf de eerder getrokken conclusies dat aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen voldaan werd, in twijfel te trekken.
Overige Zorgvuldigheidseisen
Na het bestuderen van het dossier is de commissie tot de conclusie gekomen dat ook aan de overige zorgvuldigheidseisen is voldaan en dat die geen nadere motivering behoeven. Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van patiënte en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënt tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.
Beslissing
De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, WTL.