Oordeel 2020-134, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, onafhankelijke arts geraadpleegd
Bijzonder verloop omdat in de tijd tussen de consultatie en de uitvoering bij de huisarts die tot uitvoering zou overgaan covid-19 werd vastgesteld. De consulent, tevens arts Expertisecentrum Euthanasie neemt uiteindelijk het traject over en raadpleegt zelf nog een SCEN-arts.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een vrouw, tussen de vijftig en zestig jaar, werd drie maanden voor het overlijden een peritoneaal mesothelioom vastgesteld. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.
Door de groei van de tumor kon de vrouw nauwelijks nog eten, werd ze erg kortademig en namen de pijn en vermoeidheid steeds verder toe. Ze was in korte tijd erg veel afgevallen en cachectisch geworden waardoor zij verder verzwakte. De vrouw was volledig uitgeput, zorgafhankelijk en bedlegerig geworden. Zij ervoer haar lijden als ondraaglijk.
De vrouw had eerder met de huisarts over euthanasie gesproken en vroeg hem uiteindelijk om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging over te gaan. De huisarts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die de vrouw drie dagen voor het overlijden bezocht. Zij kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan. In de tijd tussen de consultatie en de geplande uitvoeringsdatum werd bij de huisarts covid-19 vastgesteld en werd hij ziek. De huisarts kon op korte termijn geen collega vinden die bereid was om de uitvoering over te nemen.
Na overleg met de KNMG bood de SCEN-arts aan om het traject over te nemen, omdat zij als arts werkzaam is bij Expertisecentrum Euthanasie en zij de vrouw door de consultatie al had leren kennen. Daarbij verkeerde de vrouw in een slechte toestand, zodat enige haast geboden was. De arts bezocht de vrouw een dag voor het overlijden nog eenmaal en tijdens dit bezoek verzocht de vrouw de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging over te gaan.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Zij was er voorts van overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was geworden. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten. De arts raadpleegde direct na haar bezoek aan de vrouw een onafhankelijke SCEN-arts als consulent die de vrouw een dag voor het overlijden bezocht. De consulent concludeerde dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.