Oordeel 2013-18, arts, psychiatrisch
Bij patiënte, 50-60 jaar, zijn ruim veertig jaar geleden kenmerken van een borderline-persoonlijkheid vastgesteld. In de loop van de tijd is sprake van talrijke, met borderline samenhangende, depressieve episodes en suïcidepogingen. Patiënte wordt zeer uitgebreid behandeld zowel intra- als extramuraal. Na een echtscheiding, zes jaar voor het overlijden, loopt de situatie uit de hand. Patiënte voelt zich depressief, angstig en eenzaam en vervreemdt van haar omgeving. Zij slikt psychofarmaca maar wijst verdere behandeling zeer stellig van de hand omdat zij dat niet meer kan opbrengen. Zij verzoekt de arts, haar huisarts, om euthanasie. De arts laat zich adviseren door een psychiater over de te volgen procedure. Er vindt plenair overleg met behandelaars en patiënte plaats om eventuele behandelperspectieven te bespreken. Patiënte wijst opnieuw elke behandeling af en volhardt in haar verzoek. De arts vraagt een onafhankelijke psychiater om een second opinion. Deze constateert dat aan de zorgvuldigheidseisen van de Richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie “Omgaan met het verzoek om hulp bij zelfdoding door patiënten met een psychiatrische stoornis” is voldaan. De door arts geraadpleegde consulent, een onafhankelijke SCEN-arts, tevens neuroloog, stelt vast dat aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan.