Oordeel 2021-74, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd.
De eerste geraadpleegde consulent kon de wilsbekwaamheid niet vaststellen, omdat patiënte tijdens het bezoek licht delirant was door pijnmedicatie. Na het staken hiervan klaarde het delirante beeld op en constateerde een tweede geraadpleegde consulent dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een vrouw tussen de tachtig en negentig jaar oud, werd ongeveer een half jaar voor het overlijden een mondbodemcarcinoom in de gehele onderkaak met uitzaaiingen naar de klieren vastgesteld. Genezing was niet meer mogelijk. De vrouw had drie maanden voor het overlijden nog wel palliatieve radiotherapie ondergaan in de hoop dat het de bloedingen uit het tumorgebied zou verminderen. Echter, ongeveer drie weken na deze behandeling begonnen de bloedingen weer. Sinds twee maanden voor het overlijden werd de vrouw opgenomen in een verpleeghuis.
Het lijden van de vrouw bestond uit continue aanwezige ernstige pijn in het tumorgebied die ook met medicatie niet volledig onder controle was, dagelijkse bloedingen en hevige braakaanvallen. De vrouw kon nagenoeg niet meer eten en ook drinken ging slechts zeer beperkt. Hierdoor verzwakte de vrouw verder en was zij uiteindelijk niet meer in staat zelfstandig op te staan. De vrouw was bang dat zij zou vallen. Daarbij was de vrouw angstig geworden om in bed te liggen, omdat liggend de meeste bloedingen optraden. Zij leed onder de altijd aanwezige pijn, het verlies van zelfredzaamheid en het gebrek aan perspectief. De vrouw ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was.
De vrouw verzocht de arts zeven weken voor het overlijden om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging. De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die de vrouw bijna anderhalve maand voor het overlijden bezocht. Hoewel hij de ondraaglijkheid en uitzichtloosheid van het lijden zag, had de eerste consulent twijfels over de weloverwogenheid van het verzoek. Hij stelde vast dat de vrouw niet leek te begrijpen wat met euthanasie werd bedoeld en evenmin kon zij actief verwoorden dat zij euthanasie wenste. De eerste consulent kwam dan ook tot de conclusie dat niet aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan. Hij adviseerde een specialist ouderengeneeskunde in te schakelen ter beoordeling van de wilsbekwaamheid terzake.
De arts had hierop een psychiater in consult gevraagd die de vrouw ruim een maand na het bezoek van de eerste consulent zou onderzoeken. Echter, gedurende deze periode verslechterde de fysieke toestand van de vrouw snel. De pijn werd steeds heviger en de angst voor vallen en bloedingen steeds groter. De arts heeft toegelicht dat de vrouw enige tijd verward was geweest bij het gebruik van oxycodon tegen de pijn. Na het staken van deze medicatie en na de start met haldol klaarde het licht delirant beeld op. Mogelijk was de vrouw tijdens het bezoek van de eerste consulent nog enigszins verward. Hij stelde evenwel vast dat de vrouw in de periode na het bezoek van de eerste consulent bij herhaling steeds explicieter in staat was uitdrukking te geven aan haar verzoek.
Gelet op deze fysieke verslechtering in samenhang bezien met het feit dat de arts geen enkele twijfel had over de weloverwogenheid van het verzoek, besloot de arts een tweede consulent te raadplegen. Dit omdat wachten op het advies van de psychiater een onnodige verlenging van het lijden van de vrouw zou zijn. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.
De tweede consulent bezocht de vrouw twee weken voor het overlijden. Zij constateerde dat de vrouw resoluut en helder was in haar verzoek, ziektebesef en –inzicht had en de consequenties van haar verzoek overzag. De tweede consulent concludeerde dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
Er waren voorts geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten. De arts raadpleegde twee onafhankelijke SCEN-artsen als consulent. De tweede consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde de euthanasie vervolgens uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.