Oordeel 2019-63, zorgvuldig, huisarts, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek
Acute situatie
Er was sprake van een acute situatie. Op basis van het in de regio gehanteerde model werd de arts voor de euthanasie ingeschakeld en ingelicht door de behandelend huisarts. De arts kon in korte tijd tot de conclusie komen dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
Feiten en omstandigheden
Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:
a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven
Bij patiënte, een vrouw van 70-80 jaar, werd twee jaar voor het overlijden een mammacarcinoom en longcarcinoom vastgesteld, met metastasen in botten en lymfeklieren. Een dag voor het overlijden ontstond spontaan een pathologische humerusfractuur. Zij had hiervan ernstige pijnklachten en een operatieve behandeling was geen optie. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.
Het lijden van patiënte bestond uit ernstige pijn, die niet meer onder controle te krijgen was. Patiënte was bedlegerig en kon geen comfortabele houding meer vinden. Zij kon eveneens niet meer rechtop zitten om te hoesten. Zij leed onder de angst te zullen stikken. Patiënte wist dat er geen verbetering van haar situatie mogelijk was en wilde verdere aftakeling niet meemaken.
Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënte aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënte voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
b. Verzoek tot levensbeëindiging
Patiënte had eerder met haar huisarts over euthanasie gesproken. De huisarts wilde om hem moverende redenen geen uitvoering geven aan het verzoek van patiënte. Na het ontstaan van de pathologische fractuur had patiënte een acuut verzoek om euthanasie.
De huisarts heeft toen de arts - een collega uit de regio - benaderd. De arts sprak een dag voor de uitvoering van de levensbeëindiging uitvoerig met patiënte over haar verzoek. Hierbij heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. De arts constateerde dat patiënte helder en goed georiënteerd was. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.
c. Consultatie
De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënte op de dag van de levensbeëindiging nadat zij door de arts over patiënte was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie. De consulent gaf in haar verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënte. De consulent stelde vast dat de arts patiënte goed had voorgelicht en dat patiënte een weloverwogen verzoek deed. Zij achtte patiënte wilsbekwaam ten aanzien van haar verzoek. In haar verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënte tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
d. Uitvoering
De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
Beoordeling
De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.
De commissie stelt vast dat er sprake was van een acute situatie waar de arts bij werd betrokken. In een acute situatie mag de arts zich baseren op informatie van eveneens bij de casus betrokken collegae, maar hij zal zich, voor zover redelijkerwijze mogelijk in de specifieke situatie, ook zelf ervan moeten vergewissen dat aan de zorgvuldigheidseigen is voldaan (EuthanasieCode 2018, pag. 16).
De commissie is van oordeel dat de arts dat in dit geval ook heeft gedaan. De arts heeft een uitvoerig gesprek met patiënte gevoerd en heeft eveneens gesproken met de huisarts van patiënt. Gezien de evident deplorabele situatie waarin patiënte zich bevond, kon de arts in korte tijd tot de overtuiging kon komen dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënte en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk haar oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.
Beslissing
De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.