Oordeel 2022-074, zorgvuldig, huisarts, dementie, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd.

Ten gevolge van de Lewy Body Dementie voelde patiënt zich niet op zijn gemak bij vreemden en had hij moeite om met een onbekend persoon te praten. In tegenstelling tot het gesprek met de eerste consulent was de arts ter geruststelling aanwezig bij het gesprek met de tweede consulent.

In deze melding was sprake van een patiënt, tussen de 70 en 80 jaar, met Lewy Body Dementie. De eerste consulent twijfelde over de wilsbekwaamheid van patiënt ten aanzien van zijn euthanasieverzoek. De arts raadpleegde een tweede consulent. De arts en de tweede consulent bespraken samen dat het van toegevoegde waarde zou zijn als de arts bij het gesprek aanwezig zou zijn, vanwege de Lewy Body Dementie en de moeite die patiënt daardoor had om met vreemden te spreken. De aanwezigheid van de arts zou patiënt hoogstwaarschijnlijk geruststellen en het vertrouwen geven om zijn verhaal te doen bij de consulent. Na haar gesprek met patiënt, waarbij de arts op de achtergrond aanwezig was, kwam de tweede consulent in haar verslag tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. De commissie overweegt dat het in beginsel niet wenselijk is dat de arts aanwezig is bij het gesprek tussen de consulent en patiënt, vanwege mogelijke onderlinge beïnvloeding. De consulent moet in alle vrijheid en zonder inmenging van anderen met patiënt kunnen praten en zijn advies kunnen geven. De commissie stelt echter vast dat het in dit specifieke geval juist van een medisch-professionele juiste inschatting getuigt dat de arts aanwezig was tijdens het gesprek van de consulent met patiënt. Ten gevolge van de Lewy Body Dementie voelde patiënt zich niet op zijn gemak en onzeker bij vreemden en had hij moeite om met een voor hem onbekend persoon te praten.

Introductie van de casus

Bij patiënt, een man van tussen de 70-80 jaar, werd na een periode van toenemende klachten acht jaar voor het overlijden Lewy Body Dementie vastgesteld. Zijn toestand ging sindsdien steeds verder achteruit.

Uiteindelijk was opname in een verpleeghuis noodzakelijk.

Het lijden van patiënt bestond uit toenemend functieverlies. Hij werd steeds afhankelijker van de zorg van anderen. Dit stond in schril contrast met de wijze waarop hij altijd in het leven had gestaan. Patiënt ervoer zijn bestaan als zinloos, omdat hij zelf niets meer kon ondernemen. Zijn toenemende achteruitgang, waar hij zich voortdurend van bewust was, maakte hem geregeld angstig. Verdere achteruitgang wilde hij niet meer meemaken.

Patiënt sprak al vele jaren met de arts over euthanasie. Ongeveer drie maanden voor het overlijden werd zijn verzoek actueel. Sindsdien sprak hij geregeld met de arts over daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging.

De arts raadpleegde twee verschillende SCEN-artsen als consulent.

De eerste consulent bezocht patiënt tweeënhalve maand voor de uitvoering van de levensbeëindiging. Volgens de eerste consulent was (nog) niet aan de zorgvuldigheidseisen voldaan.

De tweede consulent bezocht patiënt twee weken voor de uitvoering van de levensbeëindiging. Volgens de tweede consulent was aan de zorgvuldigheidseisen voldaan.

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

Het toetsingskader in het algemeen

In artikel 2, eerste lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: Wtl) staan de zes zorgvuldigheidseisen waaraan de arts moet voldoen wanneer hij levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding toepast. De tekst van artikel 2, eerste lid, Wtl is hier te vinden.

Het toetsingskader toegespitst op de casus

In deze casus waarin sprake was van een patiënt met dementie, zal de commissie nader overwegen over de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek (artikel 2, eerste lid, onder a, Wtl).

Overwegingen

Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier en voor zover relevant overweegt de commissie als volgt. 

Vrijwillig en weloverwogen verzoek
Bij patiënten met dementie is er aanleiding om met grote behoedzaamheid na te gaan of aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan, in het bijzonder aan de zorgvuldigheideis inzake het vrijwillig en weloverwogen verzoek.

De eerste consulent bezocht patiënt drie en een halve maand voor het overlijden. Het is de commissie opgevallen dat de eerste consulent concludeerde dat nog niet aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. De eerste consulent twijfelde met name over de wilsbekwaamheid van patiënt ten aanzien van zijn euthanasieverzoek en adviseerde de arts om een second opinion van een geriater of specialist ouderengeneeskunde hierover te vragen.

Daags na het bezoek van de eerste consulent, wendde patiënt zich weer tot de arts. Patiënt besefte dat het gesprek met de consulent niet goed was gegaan. Hij was erg nerveus geweest voor het gesprek en was niet in staat geweest om zijn doodswens te uiten bij de voor hem onbekende consulent, terwijl hij wel nog steeds volledig achter zijn euthanasieverzoek stond. De arts achtte het passend bij de Lewy Body Dementie dat patiënt moeite had gehad om bij een voor hem onbekend iemand zijn verhaal te doen.

De arts was er nog steeds van overtuigd dat patiënt wilsbekwaam was ten aanzien van zijn verzoek en dat hij een weloverwogen en vrijwillig euthanasieverzoek deed. De arts achtte het echter wel verstandig om een pauze in te lassen in het euthanasietraject om te onderzoeken of een adequate daginvulling in het verpleeghuis, waar patiënt recent was opgenomen, zou lijden tot vermindering van het lijden en intrekking van het verzoek. Dit bleek niet het geval. Patiënt bleef zijn lijden ondraaglijk vinden en bleef bij zijn euthanasieverzoek.

Twee weken voor het overlijden raadpleegde de arts de tweede consulent. De arts en de tweede consulent bespraken samen dat het van toegevoegde waarde zou zijn als de arts bij het gesprek aanwezig zou zijn, vanwege de Lewy Body Dementie en de moeite die patiënt daardoor had om met vreemden te spreken. De aanwezigheid van de arts zou patiënt hoogstwaarschijnlijk geruststellen en het vertrouwen geven om zijn verhaal te doen bij de consulent. Na haar gesprek met patiënt, waarbij de arts op de achtergrond aanwezig was, kwam de tweede consulent in haar verslag tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Patiënt had zijn euthanasiewens duidelijk kunnen verwoorden en zij achtte patiënt wilsbekwaam ten aanzien van zijn verzoek.

De commissie overweegt dat het in beginsel niet wenselijk is dat de arts aanwezig is bij het gesprek tussen de consulent en patiënt, vanwege mogelijke onderlinge beïnvloeding. De consulent moet in alle vrijheid en zonder inmenging van anderen met patiënt kunnen praten en zijn advies kunnen geven. De commissie stelt echter vast dat het in dit specifieke geval juist van een medisch-professionele juiste inschatting getuigt dat de arts aanwezig was tijdens het gesprek van de consulent met patiënt.

Ten gevolge van de Lewy Body Dementie voelde patiënt zich niet op zijn gemak en onzeker bij vreemden en had hij moeite om met een voor hem onbekend persoon te praten. Dit was dan ook niet goed gegaan tijdens het gesprek met de eerste consulent. Bij Lewy Body Dementie ontstaan immers gedragsveranderingen, die verschillen van uur tot uur en van dag tot dag, waardoor de patiënt zijn oriëntatie op de omgeving verliest, emoties minder goed beheerst en zich vaak terugtrekt. Tijdens het gesprek met de tweede consulent, waarbij de arts zich wat achteraf opstelde, kon patiënt zijn euthanasieverzoek duidelijk uiten en toelichten.

Gelet op het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de arts met grote behoedzaamheid te werk is gegaan bij het vaststellen van de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek van patiënt.

De commissie komt gelet op het voorgaande tot het oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van patiënt.

Overige zorgvuldigheidseisen
Na het bestuderen van het dossier is de commissie tot de conclusie gekomen dat ook aan de overige zorgvuldigheidseisen is voldaan en dat die geen nadere motivering behoeven. De commissie is van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van patiënt. 
De arts heeft patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts kon met patiënt tot de overtuiging komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft ten minste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, Wtl.