Oordeel 2018-08, zorgvuldig, arts, stapeling van ouderdomsaandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden
Lijden door stapeling ouderdomsaandoeningen en andere factoren
Het lijden van patiënte kwam niet voort uit een terminale aandoening, maar uit een stapeling van ouderdomsaandoeningen. De optelsom van deze aandoeningen en daarmee samenhangende klachten, in samenhang met de ziektegeschiedenis, de biografie, de persoonlijkheid, het waardepatroon en de draagkracht van patiënte, hebben het lijden doen ontstaan dat voor patiënte als uitzichtloos en ondraaglijk werd ervaren.
Feiten en omstandigheden
Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:
a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven
Patiënte, een vrouw van 90 jaar en ouder, ging al enige tijd fysiek achteruit. Zij kampte met presbyacusis, ernstige en toenemende vermoeidheid, niet te beïnvloeden hoofdpijn, draaiduizeligheid, restless legs, eczeem, nachtelijke incontinentie voor urine (nycturie), reciverende cystitis en hartfalen. Patiënte werd medicamenteus behandeld voor haar klachten, echter zonder voldoende resultaat. Sinds ongeveer een half jaar voor het overlijden was er sprake van een toename van haar klachten (met name de gehoorklachten) en was er voorts sprake van vergeetachtigheid.
Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard. Het lijden van patiënte bestond uit toenemende algehele lichamelijke achteruitgang en de hiermee gepaard gaande progressieve afhankelijkheid. Patiënte had vooral in de nacht veel klachten van haar eczeem, restless legs en nycturie. Zij kampte hierbij met toenemende tergende vermoeidheid bij de geringste inspanning en het verlies van haar concentratievermogen. Patiënte leed onder het perspectief van toenemende achteruitgang van haar situatie.
Patiënte, die altijd een zeer zelfstandige, actieve en maatschappelijk betrokken persoon was geweest, vond het vreselijk om hulp te moeten aanvaarden. Door toenemende gehoorproblemen kon patiënte niet meer deelnemen aan activiteiten, waardoor zij weinig aansluiting had met de buitenwereld en haar interesse verloor. Ook lezen of tv kijken lukte nauwelijks, omdat zij snel vreselijke hoofdpijn kreeg. Door haar draaiduizeligheid was patiënte bang om te vallen. De gedachte om na een val in een verpleeghuis terecht te komen, zoals patiënte dit had zien gebeuren bij haar zus, was haar grootste angst.
Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënte aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënte voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
b. Verzoek tot levensbeëindiging
Patiënte had eerder met haar huisarts over euthanasie gesproken. De huisarts meende dat er sprake was van 'voltooid leven' problematiek en verwees patiënte ongeveer acht maanden voor het overlijden naar de SLK.
De arts heeft driemaal uitvoerig met patiënte over euthanasie gesproken.
Ongeveer vijf weken voor het overlijden, tijdens het tweede gesprek met de arts, heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënt had haar verzoek hierna meerdere malen herhaald. De arts achtte patiënte wilsbekwaam.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.
c. Consultatie
De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënte anderhalve week voor de levensbeëindiging nadat hij door de arts over patiënte was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie. De consulent had voorts telefonisch overlegd met de arts.
De consulent gaf in zijn verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënte. De consulent had geen enkele twijfel over de wilsbekwaamheid van patiënte.
In zijn verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënte tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
d. Uitvoering
De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
Beoordeling
De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.
In de betreffende melding kwam het lijden van patiënte niet voort uit een levensbedreigende aandoening, maar uit een stapeling van ouderdomsaandoeningen. De optelsom van deze aandoeningen en daarmee samenhangende klachten, in samenhang met de ziektegeschiedenis, de biografie, de persoonlijkheid, het waardepatroon en de draagkracht van patiënte, hebben het lijden doen ontstaan dat voor patiënte als uitzichtloos en ondraaglijk werd ervaren.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënte en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.
Beslissing
De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.