Oordeel 2020-123, zorgvuldig, NVO-melding, aandoening van het zenuwstelsel, onafhankelijke arts geraadpleegd
Gelet op de spraakproblemen van de vrouw, waarvan de verwachting was dat deze zouden verergeren, raadpleegde de arts in een vroeg stadium de consulent.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een vrouw, tussen de zeventig en tachtig jaar oud, werd ruim vier jaar voor het overlijden Multi Systeem Atrofie (MSA) vastgesteld, waarbij sprake was van parkinsonisme. Genezing was niet mogelijk. De behandeling was uitsluitend palliatief van aard. Sinds zes weken voor het overlijden verbleef de vrouw in een hospice.
Het lijden van de vrouw bestond uit voortschrijdende neurologische achteruitgang. Zo was sprake van slikklachten, achteruitgang van spraakvermogen, verlies van de fijne handmotoriek en mobiliteit. Daarnaast was de vrouw ernstig vermoeid geraakt en had zij de lichaamsfuncties van blaas en darm verloren. De vrouw, die altijd zeer zelfstandig en actief was geweest, was volledig zorgafhankelijk geworden en kon niets meer zelf. Zelfs het zelfstandig omdraaien in bed of haar neus snuiten kon zij niet meer zonder hulp. De vrouw leed onder het verlies van haar autonomie, de afhankelijkheid van anderen en de uitzichtloosheid van haar situatie. Zij voelde zich gevangen in haar eigen lichaam en gaf aan dat haar grens was bereikt. De vrouw ervoer haar lijden als ondraaglijk.
De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De vrouw had reeds vaker met de arts over euthanasie gesproken. Drieënhalve maand voor het overlijden heeft de vrouw de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Gelet op de spraakproblemen van de vrouw, waarvan de verwachting was dat deze zouden verergeren, raadpleegde de arts in een vroeg stadium een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Deze bezocht de vrouw vijf weken voor het overlijden. Ondanks de spraakproblemen van de vrouw waardoor communicatie moeilijk was, kwam hij tot de conclusie dat op het moment de vrouw zou aangeven dat haar grens was bereikt, aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.