Uitzichtloos en ondraaglijk lijden

Lijden is een breed begrip. Lijden kan het gevolg zijn van pijn en benauwdheid, overheersende uitputting en moeheid, lichamelijke achteruitgang, uitzichtloosheid, maar ook van een toenemende afhankelijkheid of een door de patiënt ervaren ontluistering of verlies van waardigheid.

De lijdensdruk die de patiënt ervaart, heeft zelden slechts één dimensie. In de praktijk gaat het vrijwel altijd om een combinatie van facetten van lijden, waaronder de uitzichtloosheid, die de ondraaglijkheid daarvan bepalen. De arts moet dus alle aspecten onderzoeken die tezamen het lijden voor de patiënt ondraaglijk maken.

De RTE heeft als uitgangspunt dat het lijden een medische grondslag moet hebben; het moet gaan om lijden dat binnen het domein, dat wil zeggen de verantwoordelijkheid en deskundigheid, van de arts valt. Er moet een toestand zijn die kan worden aangemerkt als ziekte of aandoening.

Het hoeft echter niet te gaan om één overheersend of levensbedreigend medisch probleem. Zo kan de patiënt twee (of meer) ziektes hebben. De medische grondslag van het lijden is dan gelegen in de combinatie van deze aandoeningen.

Het lijden van een patiënt wordt als uitzichtloos beschouwd als de ziekte of aandoening die het lijden veroorzaakt niet te genezen is en het ook niet mogelijk is de symptomen zodanig te verzachten dat daardoor de ondraaglijkheid verdwijnt.

De ondraaglijkheid van het lijden is soms moeilijk vast te stellen, omdat de beleving van lijden sterk persoonsgebonden is. Wat voor de ene patiënt nog draaglijk kan zijn, is dat voor de andere patiënt niet. Het gaat om de beleving van de individuele patiënt, in het licht van zijn levens- en ziektegeschiedenis, persoonlijkheid, waardepatroon en fysieke en psychische draagkracht.

Het moet voor de arts mede gelet op het voortraject invoelbaar en begrijpelijk zijn dat het lijden voor déze patiënt ondraaglijk is. De arts dient zich dan ook niet alleen in de situatie, maar ook in het perspectief van de betreffende patiënt te verplaatsen.

De angst voor in het verschiet liggende achteruitgang van de gezondheid kan voor de patiënt een bepalende factor bij het lijden zijn. Hierbij kan het gaan om (angst voor) toenemende pijn, verdergaande ontluistering, benauwdheid of misselijkheid, maar ook om situaties waarin kernwaarden van de patiënt (zoals zelfstandigheid en waardigheid) worden aangetast.

Het actuele lijden van de patiënt hangt dan samen met het besef dat zijn situatie alleen maar slechter zal worden en dat waarden en omstandigheden die voor de patiënt belangrijk zijn steeds meer onder druk komen te staan.

Lees meer over "uitzichtloos en ondraaglijk lijden" in de EuthanasieCode2018.

Oordelen

2020-12
Patiënt had een maagcarcinoom. Zijn lijden werd versterkt door een angststoornis. Patiënt had geleerd om problemen stap voor stap aan te pakken. Het onvoorspelbare verloop van de ziekte, maakte het patiënt onmogelijk om deze aanpak in zijn ziekteproces toe te passen. In het licht van de levens- en ziektegeschiedenis en de psychische draagkracht van déze patiënt was de angst voor het toekomstige lijden voor hem ondraaglijk.

2020-31
Patiente en haar man leidden een leven waarin zij volledig afhankelijk waren van elkaar. Zij leden beide nagenoeg ondraaglijk, maar hielden het leven vol voor elkaar. Zij gaven steeds aan gelijktijdig te willen sterven en begraven te worden. Na het plotselinge overlijden van haar man besloot patiënte met nierdialyse te stoppen, zich niet realiserend dat het overlijden dan nog dagen tot weken op zich kon laten wachten. Patiënte uitte toen een concreet verzoek en zij overleed twee dagen later.

2020-32
Patiënte leed al geruime tijd aan verschillende somatische aandoeningen. Er was sprake van osteoporose met multipele wervelinzakkingsfracturen en botbreuken na meerdere valpartijen. Tevens was patiënte bekend met diabetes mellitus type II, polyneuropathie, een status na twee doorgemaakte CVA’s, een doorgemaakt delier en een hernia met wortelcompressie beiderzijds. Door de toegenomen beperkingen en pijn verloor patiënte haar copingvaardigheden en drongen herinneringen aan haar kampverleden, haar traumatische jeugd en haar scheiding zich steeds meer op.

2020-34
Patiënt leed al geruime tijd aan gegeneraliseerd vaatlijden ten gevolge waarvan hij een CVA en meerdere TIA's had doorgemaakt. Hij ontwikkelde geheugenstoornissen (MCI) en polyneuropathie aan de benen met loopstoornissen. Tevens was er sprake van degeneratie van de lumbale wervelkolom en hardhorendheid. Patiënt had depressieve klachten, paniekaanvallen en slaapproblemen, welke verergerden nadat zijn partner overleed.. Patiënt werd psychotherapeutisch en medicamenteus behandeld voor de depressie, welke hierdoor in remissie was. De opeenstapeling van somatische aandoeningen, de afnemende cognitie en de karakterstructuur van patiënt zorgden ervoor dat er geen coping mechanismen bij patiënt waren om met zijn lichamelijke aandoeningen en het verlies van zijn partner te kunnen omgaan.

2020-48
Naast meerdere somatische aandoeningen was sprake van forse algehele lichamelijke aftakeling door een jarenlang en uitgebreid verslavingsverleden en dakloosheid. De ziektegeschiedenis vermeldde voorts een depressieve stoornis met recidiverende episodes. Weliswaar lag het verslavingsverleden van patiënt mede ten grondslag aan de huidige lichamelijke toestand, maar het lijden van patiënt werd volledig ingegeven door zijn lichamelijke toestand en niet door zijn psychiatrische aandoening of drugsverleden. De arts heeft uitgebreid  stilgestaan bij de vraag of patiënt wilsbekwaam was ten aanzien van zijn verzoek en of sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Daarbij was een onafhankelijk deskundige geraadpleegd.