Tweede geraadpleegde consulent heeft patiënt niet gezien
De tweede geraadpleegde consulent heeft patiënt niet gezien of gesproken. De commissie is in deze specifieke situatie van oordeel dat daaraan voorbij gegaan kon worden.
De eerste consulent bezocht patiënt ongeveer twee maanden voor de levensbeëindiging. Volgens de consulent was patiënt helder van geest en wilsbekwaam. In zijn verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënt tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen zou zijn voldaan zodra het lijden voor patiënt ondraaglijk werd en de euthanasiewens van patiënt actueel werd.
Eén dag voor de levensbeëindiging nam de arts telefonisch contact op met de tweede consulent, omdat de arts de eerste consulent niet kon bereiken. De arts informeerde de tweede consulent over het verloop van de ziektegeschiedenis van patiënt sinds het bezoek van de eerste consulent en over het nu ondraaglijk lijden van patiënt en de nu actuele euthanasiewens van patiënt.
De tweede consulent stelde een addendum op bij het verslag van de eerste consulent. Hierin stelde hij vast dat met de actuele wens van patiënt het verzoek door de eerste geraadpleegde consulent als invoelbaar werd aangemerkt. Hij concludeerde dat hiermee aan de zorgvuldigheideisen was voldaan.
De commissie stelt vast dat de tweede geraadpleegde consulent patiënt zelf niet heeft gezien of gesproken. Hiermee is dan ook geen sprake van een consultatie als bedoeld in de EuthanasieCode 2018. Echter, in deze specifieke casus is de commissie van oordeel dat de arts daaraan voorbij kon gaan.
In de eerste plaats heeft de arts in het modelverslag op inzichtelijke en op uitgebreide wijze het ziekteproces en het beloop ervan toegelicht. In de tweede plaats was het verslag van de eerste geraadpleegde consulent duidelijk over het ziektebeeld en het te verwachten beloop van de situatie van patiënt. Deze verwachting kwam ook uit en het verzoek van patiënt werd, gelet op de snelle verslechtering van zijn toestand, actueel. Daarbij was patiënt ten tijde van zijn actuele verzoek nog steeds helder van geest en wilsbekwaam ten aanzien van zijn verzoek.
Desalniettemin benadrukt de commissie het niet wenselijk te vinden dat een consulent een verslag opstelt zonder de patiënt te hebben gezien dan wel gesproken, ook niet bij een evident ziektebeeld.