Dementie

De commissie overweegt dat in het geval er bij een patiënt sprake is van beginnende dementie van de arts wordt gevraagd met extra behoedzaamheid na te gaan of aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan, in het bijzonder de eis inzake de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek en het ondraaglijk lijden van patiënt.

De commissie is op basis van alle door de arts overgelegde gegevens van oordeel dat de arts in oordeel 2019-90 de bedoelde extra behoedzaamheid heeft betracht. Bij deze patiënt met beginnende dementie twijfelde de arts, zelf een specialist ouderengeneeskunde, niet aan diens wilsbekwaamheid en was de arts ervan overtuigd dat er bij patiënt sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek en ondraaglijk en uitzichtloos lijden.

Toen de behandelend psychiater patiënt ten aanzien van zijn verzoek wilsonbekwaam achtte, heeft de arts op haar voorgenomen handelen en haar eigen overtuiging gereflecteerd. Zij heeft zowel de consulent gevraagd extra aandacht te besteden aan de wilsbekwaamheid van patiënt als een extra onafhankelijk deskundige geraadpleegd om de wilsbekwaamheid van patiënt te beoordelen, die beiden concludeerden dat patiënt ten aanzien van zijn verzoek wilsbekwaam was. Door zo te handelen heeft de arts extra behoedzaamheid in acht genomen.

De commissie betrekt in dat oordeel dat de arts een zekere beoordelingsruimte heeft. De behandelend psychiater had haar oordeel dat patiënt als wilsonbekwaam moest worden beschouwd niet onderbouwd. De arts, de SCEN-arts en de onafhankelijk psychiater oordeelden dat patiënt wilsbekwaam was en onderbouwden dat met argumenten en observaties. In dat licht is de commissie van oordeel dat de arts, binnen de haar gegeven beoordelingsruimte, tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Lees oordeel 2019-90

Lees EuthanasieCode 2018: dementie