Oordeel 2020-119, zorgvuldig, huisarts, kanker, vrijwillig en weloverwogen verzoek
Minderjarige patiënt werd curatief behandeld voor kanker, twee weken voor het overlijden werd uitgebreide metastasering vastgesteld.
Bij een minderjarige patiënt werd bijna een jaar voor het overlijden een carcinoom geconstateerd. Nadat patiënt hiervoor curatief werd behandeld, bleek twee weken voor het overlijden sprake van een recidief met uitgebreide metastasering. Patiënt was zich ervan bewust dat zijn situatie alleen nog maar zou verslechteren en wilde komen te overlijden door euthanasie. Beide ouders konden zich verenigen met de levensbeëindiging op verzoek.
Introductie van de casus
Bij patiënt, een jongen van 12-16 jaar, werd bijna een jaar voor het overlijden een carcinoom vastgesteld. Patiënt werd hiervoor in opzet curatief behandeld middels een operatie met aansluitend chemoradiatie en chemotherapie. Desondanks werd twee weken voor het overlijden een recidief vastgesteld met metastasen in de lever, de abdominale lymfeklieren en de botten. Genezing was niet meer mogelijk.
Het lijden van patiënt bestond uit hevige pijn in de buik en in het skelet, met name in de rug. De pijn was niet afdoende te bestrijden. Patiënt was zeer vermoeid en voelde zich uitgeput. Hij was volledig bedlegerig geworden en kon niet meer zelfstandig uit bed komen of zichzelf verzorgen. Hij kon nergens meer van genieten en was bang voor wat zou gaan komen qua pijn, misselijkheid en overgeven. Patiënt was zich ervan bewust dat zijn situatie alleen nog maar zou verslechteren en wilde komen te overlijden door euthanasie.
De arts sprak meerdere malen uitgebreid met patiënt over euthanasie. Ook sprak zij met zijn ouders over euthanasie. Ruim een week voor het overlijden verzocht patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van zijn euthanasieverzoek. De ouders van patiënt konden zich met de euthanasie verenigen en hadden daartoe een verklaring opgesteld. Vijf dagen voor het overlijden van patiënt raadpleegde de arts een onafhankelijke SCEN-arts als consulent.
De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
Het toetsingskader in het algemeen
In artikel 2, eerste lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: WTL) staan de zes zorgvuldigheidseisen waaraan de arts moet voldoen, wanneer hij levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding toepast. De tekst van artikel 2, eerste lid, van de WTL is hier te vinden.
Het toetsingskader toegespitst op de casus
In artikel 2, vierde lid, van de WTL is bepaald dat een arts gevolg kan geven aan een verzoek om levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding van een minderjarige patiënt die een leeftijd heeft tussen de twaalf en zestien jaar en tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat kan worden geacht, indien een ouder of de ouders die het gezag over hem uitoefent of uitoefenen dan wel zijn voogd zich met de levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding kan of kunnen verenigen. De tekst van artikel 2, vierde lid, WTL is eveneens bijgevoegd in bijlage I.
De commissie zal nader overwegen over de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek (artikel 2, eerste lid, onder a, WTL) en over het in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake (artikel 2, vierde lid, WTL) .
Overwegingen
Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier en voor zover relevant overweegt de commissie als volgt.
Vrijwillig en weloverwogen verzoek en in staat tot een redelijke waardering van de belangen ter zake
De commissie is van oordeel dat de arts in het dossier op duidelijke wijze heeft toegelicht waarom zij ervan overtuigd was dat het verzoek van patiënt vrijwillig en weloverwogen was en dat patiënt in staat was tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. Deze overtuiging was gebaseerd op de meerdere gesprekken die de arts met patiënt had gevoerd. Volgens de arts was patiënt volledig compos mentis ondanks de vele pijnmedicatie. Patiënt was bewust bezig met afscheid nemen van familie, vrienden en school en met het regelen van zijn eigen uitvaart. Hij wist dat hij niet meer beter zou worden en kon goed beargumenteren waarom hij dood wilde. Hij begreep de consequenties van zijn euthanasieverzoek.
Patiënt persisteerde in zijn verzoek en de arts was ervan overtuigd dat de wens echt uit hemzelf kwam. De arts lichtte toe dat de ouders van patiënt wel telkens aanwezig waren bij de bezoeken waarbij de euthanasiewens ter sprake kwam, maar dat zij geen moment het gevoel had gehad dat er druk van de ouders uitging. Zij gaven patiënt de ruimte om het euthanasieproces zelf vorm te geven. Volgens de arts was patiënt wilsbekwaam ten aanzien van zijn euthanasieverzoek en in staat om zijn belangen met betrekking tot zijn euthanasieverzoek redelijk te waarderen.
De commissie stelt vast dat de arts in haar oordeel werd gesteund door de consulent. De consulent gaf aan dat patiënt goed wist wat er speelde. Vanaf de diagnosestelling had patiënt altijd precies willen weten hoe hij ervoor stond en wilde hij dat iedereen daar open en eerlijk over was. Destijds had hij ook al met zijn behandelend specialist in het ziekenhuis besproken dat hij mogelijk op enig moment euthanasie zou willen. Volgens de consulent sprak patiënt duidelijk en zonder zijn emoties uit de weg te gaan over de uitzichtloze situatie waarin hij was beland. Patiënt vertelde dat hij zelf wilde kunnen beslissen wanneer het voor hem klaar zou zijn. Hij kon goed uitleggen waarom er geen andere opties meer waren om te genezen of om nog een enigszins acceptabel leven te kunnen leiden. Hij wilde niet langer meer lijden en wilde komen te overlijden door euthanasie. Hij wist goed wat euthanasie inhoudt.
De consulent gaf aan dat hij patiënt ook onder vier ogen had gesproken. Patiënt had hem toen verzekerd dat hij geheel uit eigen wil handelde en dat hij het allemaal heel verdrietig vond, ook voor zijn naasten, maar dat hij besefte dat het echt niet anders kon en dat hij aan het eind van zijn leven was. Volgens de consulent was patiënt, ondanks zijn jonge leeftijd, heel duidelijk in wat hij wilde. De consulent achtte patiënt wilsbekwaam ten aanzien van zijn euthanasieverzoek. Patiënt had de consulent duidelijk kunnen maken dat hij weloverwogen en geheel vrijwillig tot zijn euthanasieverzoek was gekomen.
Tevens constateert de commissie dat uit het dossier is gebleken dat beide ouders van patiënt zich met de levensbeëindiging op verzoek konden verenigen.
De commissie komt tot de conclusie dat uit de door de arts verstrekte informatie duidelijk is geworden dat patiënt in staat was om zijn belangen met betrekking tot zijn euthanasieverzoek redelijk te waarderen en dat beide ouders van patiënt zich konden verenigen met de levensbeëindiging op verzoek.
De commissie is gelet op het voorgaande van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van patiënt.
Overige Zorgvuldigheidseisen
Na het bestuderen van het dossier is de commissie tot de conclusie gekomen dat ook aan de overige zorgvuldigheidseisen is voldaan en dat die geen nadere motivering behoeven. De commissie is van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden bij patiënt. De arts heeft patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts kon met patiënt tot de overtuiging komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft ten minste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.
Beslissing
De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, WTL.