Oordeel 2024-025, zorgvuldig, NVO-melding, stapeling van ouderdomsaandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Patiënte leed uitzichtloos en ondraaglijk aan een stapeling van ouderdomsaandoeningen. De arts heeft advies gevraagd aan een consulent van het Expertisecentrum Euthanasie.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij patiënte, een vrouw tussen 80 en 90 jaar, was sprake van polyartrose met veel pijnklachten in beide schouders, rug en benen. Hiernaast kampte patiënte met forse prikkelbare darmklachten, incontinentie voor ontlasting dan wel obstipatie, vreselijke buikpijn en misselijkheidsklachten. Het lijden van patiënte bestond uit het bestaan van deze klachten met algehele lichamelijke achteruitgang. Patiënte was ernstig vermoeidheid, bedlegerig en volledig afhankelijk van anderen geworden. Zij ervoer een verlies van zelfredzaamheid en had geen zinvolle dagbesteding meer. Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk.
Patiënte had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Drie weken voor het overlijden heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënte heeft haar euthanasieverzoek meerdere malen herhaald. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts heeft advies gevraagd aan een consulent van Expertisecentrum Euthanasie (hierna: EE). De consulent van EE heeft patiënte, samen met de arts, elf dagen voor het overlijden bezocht. Dit gesprek had de arts duidelijk gemaakt dat het lijden ondraaglijk was voor patiënte. De arts was na dit gesprek ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Het was voor de arts volledig invoelbaar dat patiënte ondraaglijk leed. Er waren geen voor patiënte aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. De consulent bezocht patiënte vijf dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
Wil een patiënt in aanmerking komen voor euthanasie dan moet zijn lijden een medische grondslag hebben. Maar niet is vereist dat er een levensbedreigende aandoening bestaat. Ook een stapeling van ouderdomsaandoeningen – zoals slechtziendheid, slechthorendheid, botontkalking, gewrichtsslijtage, evenwichtsproblemen, cognitieve achteruitgang – kan oorzaak zijn van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Deze, veelal degeneratieve, aandoeningen treden doorgaans op hogere leeftijd op. Eén of een optelsom van meerdere van deze aandoeningen en daarmee samenhangende klachten kan lijden veroorzaken. Ook voor deze patiënten geldt dat het lijden en de ondraaglijkheid ervan samenhangen met zaken als levensgeschiedenis, persoonlijkheid en draagkracht (zie EuthanasieCode 2022, pagina 25).
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.