Oordeel 2024-010, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Een patiënt leed ondraaglijk en uitzichtloos als gevolg van darmkanker. Er was sprake van een vroegconsult tijdens de eerste consultatie.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij patiënt, een man ouder dan 90 jaar, werd zeventien jaar voor het overlijden darmkanker vastgesteld. Patiënt werd geopereerd en behandeld. Tweeënhalve maand voor het overlijden werd een recidief vastgesteld met uitzaaiingen. Genezing was niet meer mogelijk, gezien de uitgebreidheid van de tumor. Patiënt wilde bovendien geen chemotherapie meer ondergaan. Het lijden van patiënt bestond uit algehele lichamelijke aftakeling met buikpijn en momenten van braken. Patiënt leed onder de wetenschap dat het recidief niet meer te genezen was. Patiënt wilde zelf regie houden en verdere ondraaglijke pijn of lijden voor zijn.
De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënt geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënt voldoende hadden voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
Patiënt had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Patiënt had nadat hij te horen had gekregen dat er sprake was van een recidief, aangegeven dat hij euthanasie wenste. Hij heeft dit verzoek meerdere malen herhaald. Twee dagen voor het overlijden heeft patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.
De arts raadpleegde een twee onafhankelijke SCEN-artsen als consulenten. De eerste consulent heeft patiënt ongeveer twee maanden voor het overlijden bezocht. Er sprake was van een vroegconsult. De consulent kwam tot de conclusie dat nog niet aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan, omdat er nog geen sprake was van ondraaglijk lijden. Wel lag het in de lijn der verwachtingen dat het ziekteproces zou voortschrijden. De eerste consulent had aangegeven dat zij persoonlijk kon worden benaderd indien binnen een maand het euthanasieverzoek actueel was geworden. De tweede consulent heeft patiënt twee dagen voor het overlijden bezocht. De tweede consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.