Oordeel 2023-113, zorgvuldig, NVO-melding, dementie, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek.
Vrijwillig en weloverwogen verzoek van een patiënte met de ziekte van Alzheimer.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de betreffende melding.
In het geval er bij een patiënt sprake is van dementie wordt van de arts gevraagd met grote behoedzaamheid na te gaan of aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan, in het bijzonder aan de eisen inzake het vrijwillig en weloverwogen verzoek en het ondraaglijk lijden. Naarmate het ziekteproces bij patiënten met dementie voortschrijdt, neemt de wilsbekwaamheid van de patiënt af.
Als een patiënt met dementie nog wilsbekwaam is ten aanzien van zijn euthanasieverzoek voldoet in het algemeen de reguliere consultatieprocedure kunnen worden volstaan. Nodig is dan wel dat de diagnose dementie lege artis is gesteld. Bij twijfel over de wilsbekwaamheid van de patiënt ligt het voor de hand dat de arts specifiek daarover advies van een onafhankelijk deskundige vraagt. (EuthanasieCode 2022, pagina 49).
Bij patiënte, een vrouw tussen 90 en 100 jaar, was sprake was van cognitieve achteruitgang, passend bij de ziekte van Alzheimer. Verder kampte patiënte sinds ongeveer vijf jaar voor het overlijden met ernstige coxartrose. Er zijn geen therapeutische opties voor de ziekte van Alzheimer. Patiënte zag vijf jaar voor het overlijden gemotiveerd af van een ingreep voor de coxartrose, omdat zij vreesde nadien hulpbehoevend te worden. Het lijden van patiënte bestond uit cognitieve en lichamelijke achteruitgang. Patiënte, die altijd het liefst op zichzelf was, leed onder het verlies van zelfstandigheid. Zij vond het vreselijk dat zij ’s nachts wakker werd en niet meer wist wat zij moest doen. Patiënte kon niet meer zelfstandig naar buiten en ook niet meer in de tuin werken. Patiënte wilde niet verhuizen naar een verpleeghuis. Zij woonde bijna haar hele leven in hetzelfde huis en wenste daar ook te overlijden. Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk.
Patiënte had eerder met haar huisarts over euthanasie gesproken. De huisarts had begrip voor de euthanasiewens van patiënte, maar voert zelf geen euthanasie uit vanwege zijn levensovertuiging. Hierop wendde patiënte zich tot het Expertisecentrum Euthanasie. De arts heeft patiënte driemaal bezocht. Direct tijdens het eerste bezoek, ongeveer zes weken voor het overlijden, heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënte heeft haar euthanasieverzoek bij alle daaropvolgende bezoeken herhaald.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Volgens de arts had patiënte goed ziektebesef en -inzicht. Patiënte kon de verstrekte informatie goed op zichzelf betrekken en weloverwogen keuzes maken. De arts achtte patiënte wilsbekwaam ten aanzien van haar euthanasieverzoek.
De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten. De arts raadpleegde als deskundige een onafhankelijk specialist ouderengeneeskunde. De onafhankelijk specialist ouderengeneeskunde bezocht patiënte ruim twee weken voor het overlijden. De onafhankelijk specialist ouderengeneeskunde achtte patiënte wilsbekwaam ten aanzien van haar euthanasieverzoek.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënte bijna twee weken voor het overlijden bezocht. De consulent achtte patiënte eveneens wilsbekwaam ten aanzien van haar verzoek. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.