Oordeel 2022-089, zorgvuldig, NVO-melding, longaandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Bij patiënt werd interstitiële pulmonale fibrose vastgesteld als gevolg waarvan hij ondraaglijk leed.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, tussen de tachtig en de negentig jaar oud, werd ruim twee jaar voor het overlijden interstitiële pulmonale fibrose vastgesteld.
Het lijden van de man bestond uit ernstige benauwdheid bij de geringste inspanning. Extra zuurstof en morfine gaven maar zeer beperkt verlichting. De man kon vrijwel niets meer en was afhankelijk van anderen geworden. Hij zat de hele dag in zijn stoel, sliep veel en was niet meer in staat de activiteiten uit te oefenen die hem voorheen plezier gaven. Daarnaast was zijn eetlust nagenoeg volledig verdwenen. De man, die altijd zeer actief was geweest, leed onder het verlies van zijn zelfstandigheid en ervoer de afhankelijkheid van anderen als vernederend. Hij wilde verdere achteruitgang niet meer meemaken. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.
De man had reeds vaker met de arts over euthanasie gesproken. Zes dagen voor het overlijden heeft de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Hij bezocht de man acht dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.