Oordeel 2022-030, zorgvuldig, NVO-melding, hart- of vaataandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Patiënt had terminaal hartfalen waardoor hij ondraaglijk leed.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Een man, ouder dan negentig jaar, had meerdere hartinfarcten doorgemaakt. Uiteindelijk werd een jaar voor het overlijden hartfalen geconstateerd. Ondanks behandeling verslechterde de hartfunctie van de man geleidelijk en sinds ongeveer vijf maanden voor het overlijden bleek sprake van terminaal hartfalen.
Het lijden van de man bestond uit ernstige benauwdheid bij de geringste inspanning en vermoeidheid. Hierdoor was de man tot weinig meer in staat. Daarnaast was hij vaak misselijk waardoor hij geen eetlust had en verder verzwakte. De man die tot hoge leeftijd een actief en zelfstandig leven geleid was nagenoeg volledig zorgafhankelijk geworden. Dit vond hij verschrikkelijk. Hij leed onder dit verlies van autonomie en het gebrek aan perspectief. Zijn situatie had hem uitgeput en hij wilde verdere achteruitgang niet meer afwachten. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.
De man had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Twee weken voor het overlijden heeft de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.
De arts had aanvankelijk twijfels over de ondraaglijkheid van het lijden, omdat de man zijn lijden wat leek te bagatelliseren. Na meerdere gesprekken met de man en gezien de duidelijke fysieke achteruitgang was de arts er uiteindelijk van overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Deze bezocht de man elf dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.