Oordeel 2022-021, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Bij patiënt werd longcarcinoom vastgesteld met uitzaaiingen in de botten. Als gevolg van de complicaties leed hij uiteindelijk ondraaglijk.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, tussen de veertig en vijftig jaar oud, werd ongeveer een jaar voor het overlijden een niet-kleincellig longcarcinoom met uitzaaiingen in de botten vastgesteld. Genezing was niet meer mogelijk en de behandeling was uitsluitend palliatief van aard.
Het lijden van de man bestond uit aanhoudende pijn door de uitzaaiingen in de botten die ook met medicatie niet volledig onder controle was. Daarnaast was de man in toenemende mate benauwd. Hij kon nauwelijks nog eten en drinken waardoor hij ernstige verzwakte. Uiteindelijk was hij vrijwel volledig bedlegerig geworden en tot weinig meer in staat. Hij leed onder de voortschrijdende fysieke achteruitgang, het daarmee gepaard gaande verlies van regie en het gebrek aan perspectief. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk en wilde verdere achteruitgang niet meer meemaken.
De man had regelmatig met de arts over euthanasie gesproken. Tien dagen voor het overlijden heeft de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Hij persisteerde in dat verzoek.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er van overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor de man geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Zij bezocht de man zes dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.