Oordeel 2022-072, zorgvuldig, huisarts, kanker, vrijwillig en weloverwogen verzoek.
Bij patiënt werd drie jaar voor het overlijden kanker vastgesteld, waarbij genezing niet meer mogelijk was.
In deze melding was sprake van een patiënt van tussen de 12 en 16 jaar. Ruim drie jaar voor het overlijden werd bij patiënt kanker vastgesteld. Hij onderging hiervoor behandeling, waarna de tumor in remissie bleek. Ongeveer een jaar voor het overlijden bleek sprake van een recidief met metastasen. Genezing was niet meer mogelijk. De Wtl is van toepassing op euthanasie bij personen van twaalf jaar en ouder. Wel stelt de wet met betrekking tot minderjarige patiënten tussen de twaalf en zestien jaren enkele aanvullende eisen: de minderjarige kan tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake worden geacht en naast het verzoek van de patiënt is ook de instemming van een ouder of de ouders die het gezag over hem uitoefent of uitoefenen dan wel zijn voogd vereist. De commissie is van oordeel dat afdoende vast is komen te staan dat dat hier het geval was.
Introductie van de casus
Bij de patiënt, een jongeman van tussen de 12 en 16 jaar, werd na een periode van klachten ruim drie jaar voor het overlijden kanker vastgesteld. Hij onderging hiervoor behandeling, waarna de tumor in remissie bleek. Ongeveer een jaar voor het overlijden bleek sprake van een recidief met metastasen. Genezing was niet meer mogelijk.
Patiënt had vrijwel nergens meer energie voor en was bedlegerig geworden. Daarnaast had hij pijnklachten. Hij wist dat hij niet meer beter zou worden en dat maakte hem erg verdrietig. De patiënt kon niet meer doen wat hij graag wilde. Hij ervoer zijn lijden als ondraaglijk.
De patiënt sprak sinds ongeveer vijf maanden met de arts over euthanasie. Ruim een week voor het overlijden heeft de patiënt de arts om daadwerkelijk uitvoering van de euthanasie verzocht.
De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht de patiënt drie dagen voor de uitvoering van de levensbeëindiging.
De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
Het toetsingskader in het algemeen
In artikel 2, eerste lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: Wtl) staan de zes zorgvuldigheidseisen waaraan de arts moet voldoen, wanneer hij levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding toepast. In het vierde lid is bepaald dat ook minderjarige patiënten tussen de twaalf en zestien jaren in aanmerking komen voor levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding. Daarbij gelden enkele aanvullend eisen. De tekst van artikel 2, eerste en vierde lid, Wtl is hier te vinden.
Het toetsingskader toegespitst op de casus
De Wtl is van toepassing op euthanasie bij personen van twaalf jaar en ouder. Wel stelt de wet met betrekking tot minderjarige patiënten tussen de twaalf en zestien jaren enkele aanvullende eisen, die zijn vastgesteld het vierde lid van artikel 2:
- de minderjarige kan tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake worden geacht;
- in het geval van een minderjarige die tussen de twaalf en zestien jaren oud is, is naast het verzoek van de patiënt ook de instemming van een ouder of de ouders die het gezag over hem uitoefent of uitoefenen dan wel zijn voogd vereist.
Overwegingen
Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier en voor zover relevant overweegt de commissie als volgt.
Vrijwillig en weloverwogen verzoek en instemming ouder(s)
De commissie stelt allereerst vast dat het dossier geen aanwijzingen bevat voor enige oneigenlijke beïnvloeding van de patiënt door derden en dat dit (externe) aspect van de vrijwilligheid daarom verder onbesproken kan blijven.
In het modelverslag lichtte de arts toe dat hij gedurende een periode van vijf maanden zeer regelmatig met de patiënt heeft gesproken. De patiënt had daarbij altijd de indruk gegeven goed over zijn keuzes na te denken en de gevolgen te overzien. Volgens de arts was de patiënt zich ten volle bewust van zijn situatie en de strekking van zijn verzoek en had hij zijn keuze voor euthanasie weloverwogen gemaakt. Hij achtte de patiënt wilsbekwaam ter zake. Daarbij constateerde de arts dat de patiënt alles besprak met zijn ouders. Op het moment dat de patiënt een actueel verzoek om levensbeëindiging uitte, steunden zijn ouders hem hier volledig in. Ter ondersteuning had de arts een collega van zijn praktijk gevraagd om de wilsbekwaamheid van de patiënt te beoordelen. Ook die arts concludeerde dat de patiënt de gevolgen van zijn beslissing kon overzien en dat patiënt wilsbekwaam ter zake was.
Ook de consulent constateerde dat de patiënt wist wat euthanasie betekende en dat hij zich bewust was van de consequenties van zijn verzoek. De patiënt had alles met zijn ouders besproken en het was de consulent duidelijk dat zijn ouders hem volledig in zijn keuze voor euthanasie steunden.
Gelet op het voorgaande is de commissie van oordeel dat afdoende vast is komen te staan dat de patiënt in staat kon worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake en dat de ouders van de patiënt volledig instemden met het euthanasieverzoek van hun kind.
De commissie is van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt.
Overige zorgvuldigheidseisen
Na het bestuderen van het dossier is de commissie tot de conclusie gekomen dat ook aan de overige zorgvuldigheidseisen is voldaan en dat die geen nadere motivering behoeven. De commissie is van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van patiënt. De arts heeft patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts kon met patiënt tot de overtuiging komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft ten minste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.
Beslissing
De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, en hetgeen is bepaald is het vierde lid van de Wtl.