Oordeel 2020-67, zorgvuldig, NVO-melding, stapeling van ouderdomsaandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden
De huisarts vond het verzoek te complex om zelf uitvoering aan te geven, daarop heeft patiënte zich tot Expertisecentrum Euthanasie gewend.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een vrouw, ouder dan negentig jaar, was sprake van ernstige doofheid, die af en toe gepaard ging met auditieve hallucinaties. Daarbij was de vrouw aan één oog geheel blind en zag zij slecht met het andere oog. Ook had zij pijn in haar knieën, armen en nek als gevolg van artrose (slijtage van gewrichten en kraakbeen). Hierdoor kon zij slecht lopen en was sprake van valgevaar. Ook was zij incontinent voor urine en soms voor ontlasting. De vrouw was lichamelijk verzwakt, had veel hoofdpijn en voelde zich zeer vermoeid. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.
Door haar beperkingen raakte de vrouw aan huis gekluisterd en uiteindelijk bracht zij haar dagen zittend op de bank door. Zij had geen afleiding of zingeving meer omdat zij de dingen die zij graag deed, zoals muziek luisteren, lezen of tv kijken, niet meer kon. Zij was voor haar dagelijkse verzorging nagenoeg volledig afhankelijk van anderen geworden. De vrouw, die altijd een actieve en zelfstandige vrouw was geweest, leed onder het verlies van autonomie, het vooruitzicht in een zorginstelling te moeten worden opgenomen en de uitzichtloosheid van de situatie. Zij ervoer haar lijden als ondraaglijk.
De vrouw had eerder met de huisarts over euthanasie gesproken. De huisarts vond het verzoek te complex om zelf uitvoering aan te geven. Daarop heeft de vrouw zich tot Expertisecentrum Euthanasie gewend. De arts heeft de vrouw zes keer bezocht. Tijdens het eerste gesprek verzocht de vrouw de arts direct om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging en herhaalde dit verzoek tijdens elke gesprek. De communicatie verliep door de ernstige slechthorendheid van de vrouw moeizaam, maar door zeer luid te spreken (soms schreeuwen) kon zij adequaat reageren op de vragen van de arts. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek en zij was ervan overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende hadden voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht de vrouw twee weken voor de levensbeëindiging. Ook de consulent kon zich, door luid te schreeuwen, verstaanbaar maken en hij kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
De commissie overweegt dat in casu sprake was van een stapeling van ouderdomsaandoeningen. Een dergelijke stapeling kan de oorzaak zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Het lijden van de patiënt moet zijn oorzaak vinden in een medische aandoening, die zowel somatisch als psychiatrisch van aard kan zijn. Het hoeft het niet te gaan om één overheersend medisch probleem. Het lijden van de patiënt kan ook het gevolg zijn van een stapeling van grotere en kleinere gezondheidsproblemen. De optelsom van medische problemen kan, in samenhang met de ziektegeschiedenis, de biografie, de persoonlijkheid, het waardepatroon en de draagkracht van de patiënt, een lijden doen ontstaan dat voor de patiënt ondraaglijk is.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.