Oordeel 2020-143, zorgvuldig, NVO-melding, aandoening van het zenuwstelsel, uitzichtloos en ondraaglijk lijden
Het lijden van patiënte bestond uit progressief functieverlies.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een vrouw, tussen de zestig en zeventig jaar oud, werd ruim twee jaar voor het overlijden Amyotrofische Laterale Sclerose (ALS) vastgesteld. Genezing was niet mogelijk. De behandeling was uitsluitend palliatief van aard.
Het lijden van de vrouw bestond uit progressief functieverlies. Zij kon uiteindelijk alleen nog maar haar linker duim bewegen en haar hoofd schudden. De vrouw was volledig zorgafhankelijk geworden en spreken ging nog maar zeer moeizaam. Ademen en eten zonder ondersteunende maatregelen ging bijna niet meer. De vrouw leed onder de fysieke achteruitgang, het verlies van autonomie en de uitzichtloosheid van haar situatie. Zij was altijd een sportieve en actieve vrouw geweest en vond haar situatie ontluisterend. De vrouw ervoer haar lijden als ondraaglijk.
De vrouw sprak vanaf het moment dat de diagnose ALS werd gesteld regelmatig met de arts over euthanasie. Ruim een maand voor het overlijden heeft de vrouw de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. De arts stelde vast dat sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Deze bezocht de vrouw tien dagen voor het overlijden en zij kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.