Oordeel 2020-121, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, zorgvuldigheidseisen algemeen
Patiënt met uitgezaaide prostaatkanker en blaaskanker.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, tussen de zeventig en tachtig jaar oud, werd acht jaar voor het overlijden prostaatkanker vastgesteld. Hij onderging hiervoor diverse chemotherapieën en bestraling waarbij de man met regelmaat veel last had van de bijwerkingen hiervan. Vier jaar voor het overlijden werd tevens blaaskanker geconstateerd. Ondanks een operatieve ingreep werd vier maanden voor het overlijden een recidief vastgesteld met uitzaaiingen in de buikwand. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.
Het lijden bestond uit ernstige vermoeidheid, algehele lichamelijke zwakte en heftige pijnen aan de anus en achter het borstbeen die ook met medicatie niet onder controle was. De man was tot niets meer in staat en was volledig afhankelijk geworden van anderen. Deze situatie was voor deze trotse en voorheen zelfstandige man een gruwel. Hij leed onder het verlies van autonomie, de zinloosheid van zijn situatie en het gebrek aan perspectief. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.
De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts en de specialisten de man voldoende hadden voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De man had geregeld met de arts over euthanasie gesproken. Vijf dagen voor het overlijden heeft de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Deze bezocht de man vier dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.