Oordeel 2021-104, zorgvuldig, NVO-melding, hart- of vaataandoening, zorgvuldigheidseisen algemeen.
De huisarts kon om persoonlijke redenen niet aan het verzoek voldoen. EE was ingeschakeld door patiënt maar op hun verzoek nam de behandelend specialist de uitvoering van de levensbeëindiging op zich.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, tussen de zestig en zeventig jaar oud, was sinds geruime tijd voor het overlijden sprake van slagaderverkalking in de kransslagaders (coronarialijden) met daarbij zeer regelmatig hartkrampen (angina pectoris). De man onderging meerdere operatieve ingrepen, maar deze hadden geen blijvend resultaat. Hoewel de man een behouden hartfunctie had, was de bloedtoevoer naar het hart door het coronarialijden ernstig beschadigd.
De man had meerdere malen per dag heftige pijnklachten op de borst die soms wel uren konden aanhouden. Deze pijn beperkte de man zeer en was ook met medicatie niet volledig onder controle. Door deze medicatie voelde de man zich bovendien vaak misselijk en moest dan braken. Mede hierdoor had hij geen eetlust meer waardoor hij vermagerde en verder verzwakte. Daarnaast was de man bij de geringste inspanning kortademig en zelfstandig tot niets meer in staat. Dit vergde emotioneel veel van hem. Hij leed onder het verlies van zelfredzaamheid, de afhankelijkheid en het gebrek aan perspectief. Zijn situatie had hem uitgeput en hij wilde verdere achteruitgang niet meer afwachten. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.
De man had met de huisarts over euthanasie gesproken, maar hij kon om persoonlijke redenen uiteindelijk niet aan het verzoek voldoen. Hierop wendde de man zich tot Expertisecentrum Euthanasie (hierna: EE). In overleg met de arts van EE en de man besloot de arts, zijnde de behandelend specialist in het ziekenhuis, het euthanasieverzoek op zich te nemen. De arts sprak meerdere keren met de man en hij verzocht de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging. De man persisteerde in dat verzoek.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Zekerheidshalve had de arts een onafhankelijk psychiater geraadpleegd ter beoordeling van de wilsbekwaamheid van de man. De onafhankelijk psychiater constateerde dat de euthanasiewens voortkwam uit de somatische problematiek en de gevolgen daarvan en er geen sprake was van een psychiatrisch toestandsbeeld. Hij achtte de man wilsbekwaam ten aanzien van zijn verzoek.
De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Deze bezocht de man negen dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.
De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.