Oordeel 2023-061, zorgvuldig, NVO-melding, stapeling van ouderdomsaandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Een patiënt leed ondraaglijk en uitzichtloos op basis van een stapeling van ouderdomsaandoeningen.
In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.
Bij een man, tussen de 80 en 90 jaar oud, was sinds enkele jaren sprake van slikklachten, waarbij vast voedsel in zijn keel bleef hangen. Er werd een cardia-insufficiëntie met tekenen van reflux vastgesteld, maar de oorzaak van de slikklachten werd niet gevonden. Patiënt had hierdoor veel hoestbuien. Ook was sprake van toenemend krachtverlies door sarcopenie, achteruitgang in de mobiliteit en valgevaar.
Patiënt leed onder het feit dat hij steeds minder kon. Bij elke stap moest hij opletten dat hij niet viel. Indien hij toch viel, had hij geen kracht meer om zichzelf overeind te krijgen en moest hij wachten tot iemand hem kwam helpen met opstaan. Door zijn slikproblemen verslikte hij zich regelmatig en was hij veertig kilo afgevallen. Patiënt kon niet meer gaan en staan waar hij wilde en hekelde dat hij de regie over zijn leven kwijt was.
De huisarts van patiënt voerde wegens zijn geloofsovertuiging geen euthanasie uit. Hierop wendde patiënt zich tot Expertisecentrum Euthanasie. De arts sprak voor het eerst ongeveer drie maanden voor het overlijden met de arts over euthanasie. Hierna volgden nog drie gesprekken, waarin patiënt de arts telkens verzocht over te gaan tot uitvoering van de levensbeëindiging.
Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënt geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënt voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.
De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënt ongeveer drie weken voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.
De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.
Wil een patiënt in aanmerking komen voor euthanasie dan moet zijn lijden een medische grondslag hebben. Maar niet is vereist dat er een levensbedreigende aandoening bestaat. Ook een stapeling van ouderdomsaandoeningen – zoals slechtziendheid, slechthorendheid, botontkalking, gewrichtsslijtage, evenwichtsproblemen, cognitieve achteruitgang – kan oorzaak zijn van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Deze, veelal degeneratieve, aandoeningen treden doorgaans op hogere leeftijd op. Eén of een optelsom van meerdere van deze aandoeningen en daarmee samenhangende klachten kan lijden veroorzaken. Ook voor deze patiënten geldt dat het lijden en de ondraaglijkheid ervan samenhangen met zaken als levensgeschiedenis, persoonlijkheid en draagkracht (zie EuthanasieCode 2022, pagina 25).
De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.